Hij keek haar met natte ogen aan.
Op dat moment, kusten ze elkaar. Ze voelde zichzelf smelten in zijn armen, ze voelde haar hele wereld tot rust komen, terwijl ze zolang kusten, dat het wel eeuwig leek. Het was het beste moment dat ze ooit met hem had gedeeld, en in sommige opzichten, voelde het alsof ze hem voor de eerste keer leerde kennen.
Eindelijk, langzaamaan, kwamen ze eruit los, en keken ze diep in elkaars ogen.
Dan keken ze alle twee ingetogen de andere kant uit, ze namen elkaars handen vast, en ze vervolgden hun wandeling door de tuinen, langs de rivier. Ze merkte hoe mooi, hoe romantisch Parijs was, en ze was er zich van bewust dat op dat moment, al haar dromen aan het uitkomen waren. Dat was alles wat ze van het leven verlangde. Om met iemand te zijn die van haar hield – die echt van haar hield. Om in zulk een mooie stad te vertoeven, zulk een romantische plaats. Om te voelen dat ze een leven voor zich kon hebben.
Caitlin voelde de met juwelen bedekte kistje in haar zak, en ze had er een hekel aan. Ze wilde het niet openen. Ze hield erg veel van haar vader, maar ze wilde geen brief van hem lezen. Ze wist op dat moment dat ze de missie niet langer wilde verder zetten. Ze wilde het risico niet langer lopen om terug te hoeven reizen in de tijd, of om nog andere sleutels te hoeven vinden. Ze wilde alleen maar hier zijn, in deze tijd, in deze plaats, met Caleb. In vrede. Ze wilde niet dat iets zou veranderen. Ze was vastbesloten om al het mogelijke te doen wat ze moest doen om hun kostbare tijd samen te bewaken, om hen echt samen te houden. En een deel van haar, voelde dat zo aan dat dit betekende dat ze de missie moest opgeven.
Ze draaide zich om en ze keek hem aan. Ze was zenuwachtig om het hem te vertelen, maar ze vond dat ze het moest doen.
“Caleb,” zei ze, “Ik wil niet langer op zoek gaan. Ik ben mij ervan bewust dat ik een bijzondere missie heb, dat ik anderen moet helpen, dat ik het Schild moet vinden. En het mag dan wel egoïstisch lijken, en het spijt me als dat zo is. Maar ik wil alleen maar bij jou blijven. En dat is wat nu het belangrijkste voor is voor mij. Om in deze tijd te blijven, en op deze plaats. Ik heb het gevoel dat als we voortgaan met zoeken, dat we dan in een ander tijdperk terecht zullen komen, op een andere plaats. En dat we een volgende keer, niet samen zullen zijn…” Caitlin stopte, en realiseerde zich dat ze aan het huilen was.
Ze haalde diep adem in de stilte. Ze vroeg zich af wat hij van haar dacht, en hoopte dat hij het niet zou afkeuren.
“Kun je dat begrijpen?” vroeg ze, behoedzaam.
Hij staarde weg in de horizon, en keek ongerust, en uiteindelijk draaide hij om en keek hij haar aan. Haar eigen ongerustheid groeide.
“Ik wil mijn vaders brief niet lezen, of meer aanwijzingen vinden. Ik wil alleen dat wij samen zijn. Ik wil dat de dingen exact zo blijven zoals ze nu zijn. Ik wil niet dat er iets verandert. Ik hoop dat je me hierdoor niet haat.”
“Ik zou je nooit haten,” zei hij zachtjes.
“Maar je gaat niet akkoord?” drong ze aan. “Je denkt dat ik de missie zou moeten verder zetten?”
Hij keek de andere richting uit, maar hij zei niets.
“Wat is het?” vroeg ze. “Ben je bezorgd over de anderen?”
“Ik neem aan dat ik dat zou moeten zijn,” zei hij. “En dat ben ik ook. Maar ik heb ook egoïstische redenen. Ik denk…ergens in mijn achterhoofd was ik aan het hopen dat als we het Schild vonden, dat het op een of andere manier zou helpen om mijn zoon Jade terug te brengen.
Caitlin voelde zich verschrikkelijk schuldig, wanneer ze zich realiseerde dat hij het feit dat ze de missie wou opgeven, vergeleek met voor altijd afscheid nemen van zijn zoon.
“Maar zo is het niet,” zei ze. “We weten niet of we het schild zullen vinden, zelfs niet of het wel bestaat, dat het hem zou kunnen terugbrengen. Maar we weten dat als we het niet zoeken, dat we dan samen kunnen zijn. Dit gaat over ons. Dat is het belangrijkste voor mij.” Ze stopte even. “Is dat het belangrijkste voor jou?”
Hij keek verder uit op de horizon, en knikte. Maar hij keek haar niet aan.
“Of hou je alleen maar van mij omdat ik je kan helpen om het Schild te vinden?” vroeg ze.
Ze was gechoqueerd door zichzelf, door het feit dat ze de moed had om de vraag uit te spreken. Het was een vraag die in haar hoofd bleef spoken vanaf de dag dat ze hem had leren kennen. Hield hij alleen maar van haar omwille van waar ze hem zou kunnen bij helpen? Of hield hij van haar omwille van wie ze was? Nu had ze eindelijk de vraag gesteld.
Haar hart bonkte hevig terwijl ze op het antwoord wachtte.
Eindelijk, draaide hij zich om, en keek haar diep in de ogen. Hij stak zijn handen uit naar boven, en aaide langzaam haar wang met de rug van zijn hand.
“Ik hou van jou, omwille van jezelf,” zei hij. “En dat heb ik altijd gedaan. En als het betekent dat met jou samen zijn, betekent dat ik de zoektocht naar het Schild moet staken, dan is dat wat ik zal doen. Ik wil ook met jou samen zijn. Ik wil op zoek gaan, ja. Maar jij bent nu belangrijker voor mij.”
Caitlin glimlachte, ze voelde iets in haar hart, wat ze nooit voorheen gevoeld had. Een gevoel van vrede, van stabiliteit. Niets kon hun nu nog in de weg staan.
Hij wreef het haar uit haar gezicht, en begon te glimlachen.
“He is grappig,” zei hij, “Ik heb hier nogal eens gewoond. Eeuwen geleden. Niet in Parijs, maar in dit land. Het was een klein kasteeltje. Ik weet niet of het nog bestaat. Maar we kunnen er naar zoeken.”
Ze glimlachte, en hij laadde haar plotseling op zijn rug en maakte een sprong in de lucht. Enkele momenten later, vlogen ze hoog boven Parijs in de lucht, en gingen ze op weg naar het binnenland, op zoek naar zijn thuis.
Hun thuis.
Caitlin had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld.
HOOFDSTUK VIJF
Sam vond het moeilijk om Polly bij te houden terwijl ze verder liep. Ze praatte zo snel, en ze leek nooit te stoppen, terwijl ze van de ene gedachte op de andere sprong. Hij voelde zich nog steeds compleet ontregeld door de tijdreis, door deze nieuwe verblijfplaats – hij moest dit alles zien te verwerken.
Maar ze hadden nu al zeker een half uur gewandeld, en hij struikelde over twijgjes terwijl hij haar door het woud volgde, met haar fikse tred, en ze stopte maar niet met praten. Hij kon er amper een woord tussen. Ze bleef maar doorgaan over “het paleis” en “het hof”, en over de leden van haar coven en een nakend concert en een man met de naam Aiden. Hij had geen idee waarover ze het had, of waarom ze naar hem aan het zoeken was – of zelfs waar ze hem naartoe bracht. Hij was vastbesloten om een paar antwoorden te krijgen.
“…natuurlijk, het is niet bepaald een fuif,” legde Polly uit, “maar, het zal nog steeds een verbluffend spektakel zijn – maar ik ben er niet geheel zeker van wat ik zal aandoen. Er zijn zoveel mogelijkheden, maar niet genoeg voor een deftig evenement zoals dit – ”
“Alsjeblief!” zei Sam eindelijk, terwijl ze vrolijk door het bos huppelde, “Het spijt mij dat ik je onderbreek, maar ik heb vragen voor jou. Alsjeblief. Ik heb antwoorden nodig.”
Ze stopte eindelijk met praten, en hij slaakte een zucht van opluchting. Ze keek hem aan met een soort van verbazing, alsof ze totaal vergeten was dat ze nu al een hele tijd aan het praten was geweest.
“Al wat je hoeft te doen, is het vragen!” zei ze op een gelukkige toon. En dan, voor hij kon antwoorden, voegde ze er ongeduldig aan toe, “Wel? Wat is het?”
“Je zei dat je naar me toe gestuurd werd,” zei Sam. “Door wie?”
“Dat is een gemakkelijke vraag,” zei ze, “Aiden.”
“Wie