Guy ging op zoek naar Quentin en bleef lang weg. Voor het eerst sinds Guy’s onverwachte vaststellingen van vele uren geleden, gingen mijn gedachten weer echt naar mijn vriend uit en naar de onbekende figuur van die Alban.
Het waren gemengde gedachten. Ik was gelukkig voor Quentin, dat wel. Maar anderzijds twijfelde ik toch. Ik had hem in de loop van de avond en de nacht noch gesproken, noch gezien. Ik wist niet wat er gebeurd was, of wat hij van plan was, en ook niet hoe hij na afloop over het bal en de aanwezigen dacht. Ik nam mij voor om hem zo vlug mogelijk te interpelleren, ja, ik zou hem op het rooster leggen – ik moest het allemaal weten, en uit zijn eigen mond. Ik nam mij ook voor om Guy erover te spreken en hoe dan ook naar zijn reacties te peilen over zijn ‘ontdekking’.
Guy keerde terug – niet met lege handen, want hij had nog een ongeopende fles Taittinger vast – en deelde droogjes mee dat geen van de jongelui nog aanwezig was. Quentin en Alban waren de laatste uren zelfs niet meer gezien door het personeel van de achterbouw, ook niet door de lichtjes gestoorde oude tante van het toilet. Wij besloten dus dat de beide heren op eigen krachten waren afgedropen en dat wij ons geen zorgen over hen hoefden te maken. Dat zegden wij tenminste tegen elkaar; maar ik, en vermoedelijk ook Guy, vatte het gebeuren toch niet zo luchtig op, zeker die verdwijning niet. Ik kon de opdoemende gissingen en vraagtekens niet meer uit mijn hoofd krijgen, maar ik hield het voor mij.
Guy moest nog iets regelen met de zaalmanager over de fles champagne. Daarna trokken wij welgemoed onze jassen aan, namen uitbundig afscheid van de twee obers, en liepen hand in hand in de kille ochtend naar de Mercedes. Het was een vreemd behaaglijk gevoel, zij aan zij met Guy, in die levenloze, slapende straat. Het urenlange lawaai zinderde nog na in onze oren. Ik drukte mij dicht tegen hem aan, en ik meende in zijn warmte nog een echo te voelen van het over-geslaagde bal, dat nu definitief achter ons lag.
Het probleem was dat wij Guy’s Mercedes nergens konden vinden. Wij waren zeker niet zo dronken dat wij zijn parkeerplaats zomaar zouden vergeten zijn. Maar waar de groene wagen volgens ons behoorde te staan, was nu een grote leegte.
Wij keken beiden in het rond. Het had weinig zin, maar het is in dergelijke gevallen de normale menselijke reactie. En het was toch mogelijk dat wij ons allebei vergist hadden. Allebei? Maar er was alleszins in heel de omgeving geen spoor te bekennen van een Mercedes Sport. Ikzelf stond voor een onoplosbaar raadsel, en ik dacht al vlug aan de Rijkswacht. Dat ik gedronken had, was van ondergeschikt belang.
Guy had andere ideeën. Na wel een kwartier ingehouden mopperen en vloeken, zei hij opeens, terwijl zijn woorden hatelijk tussen zijn tanden sisten: “Dat heeft zij mij gelapt, dat kreng. Zij zit hierachter. Dat jaloerse, venijnige konijnenjong …”
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.