Noi was een lieve vrouw. Ze was ongeveer vijfendertig jaar oud, maar zoals bij veel mensen met overgewicht zag ze er vijf jaar jonger uit. Ze was zo’n twintig kilo te zwaar, maar omdat ze groot en lang was, zou ze er waarschijnlijk mooi uitzien als ze tien kilo kon afval en. Dat wist ze zelf ook. Ze had altijd een glimlach of een grijns op haar gezicht. Ze had altijd wel een grapje of commentaar klaar, en iedereen was altijd graag in haar gezelschap.
Echter leek iedereen, van beide geslachten, haar eerder als een ‘favoriete tante’ of ‘goede vriendin’ dan als een potentiële minnares leek te beschouwen. In werkelijkheid kon
niemand zich herinneren dat ze de afgelopen tien jaar ooit met iemand was geweest, van welke sekse ook, hoewel ze een vijftienjarige dochter had, dus er moet al die jaren geleden toch iets gebeurd zijn. Ze wist dat Beou het hele verhaal zou kennen, maar ze zou het nooit vragen. Als Noi wilde dat ze het wist, zou ze het haar zelf wel vertellen.
In de barwereld van Pattaya baatte het zeker niet om te nieuwsgierig te zijn naar andermans zaken.
Toch kreeg Lek soms de indruk dat Noi graag nog iemand zou ontmoeten. Ze maakte altijd grapjes over het aannemen van een minnaar; ze vond het blijkbaar leuk om met mannen te praten; ze hield ervan om naar hen te fluiten als ze langsliepen; ze vond het leuk om met hen te drinken, maar ze trok zich altijd terug op dat laatste moment, meestal met een grapje om vervolgens zo snel mogelijk weg te komen. Er ging de ronde dat ze vroeger heel aantrekkelijk was geweest.
Dat was logisch, onaantrekkelijke meisjes gingen niet naar Pattaya - er was te veel concurrentie. Wellicht had ze zichzelf toegestaan aan te komen, juist om niet aan de man te raken. Maar waarom zou iemand dat doen? Ze leek geen gebrek aan zelfvertrouwen te hebben, maar misschien was dat maar schijn.
Ze stonden al ebei op. Lek nam de kopjes mee naar de gootsteen en waste ze af. Noi ging naar de kassa en telde het geld. Voor al es boven de 2.000 Baht, zou ze tekenen en het meenemen naar Beou’s huis, voordat ze ‘afklokte’ en om een uur of vijf naar huis ging om haar dochter te zien.
Zestien uur per dag, zeven dagen per week, elke dag van de maand. Ze had toch niet veel tijd voor een liefdesleven.
Terwijl Noi haar motorsleutels pakte, seinde ze naar Lek om naar de straat te kijken.
“Woaoy! Dat zijn ze. Kijk! Dat zijn ze. Ik zei toch dat ze zeiden dat ze terug zouden komen. Ik vraag me af of ik een goede indruk op ze heb gemaakt. Ik denk dat ik nog even blijf om je op weg te helpen. Ha, ha, ha. Om je voor te stellen,” fluisterde ze, glimlachend.
“Woaoy! Woaoy! Woaoy! Woaoy! Woaoy! Woaoy! Knappe mannen! Waar jul ie heen gaan? Kom met mij en mooie vriendin Lek drinken. Ik zorg voor jul ie gisteravond. Je zegt je vandaag terugkomt, mooie dames bekijken. Neem er nu een - mijn vriendin Lek. Ze is erg mooi, niet? Er komen meer in tien minuten,” schreeuwde Noi zo hard als ze kon tegen de drie mannen die zo’n twintig meter verderop liepen.
Precies op dat moment liepen Ayr en Goong de bar binnen met Mott en Fa, die ze hadden ontmoet toen ze naar hun werk liepen.
“Woaoy! Kijk, nog vier mooie dames voor jul ie om te praten mee. Welke vinden jul ie leuk? Kom biertje drinken. Misschien palacetamon, hè? Last van kater? Kom met me platen en ik stel jul ie voor aan dames. Jul ie rustig praten.” Ze knipoogde naar Lek.
De mannen liepen naar de bar en gingen zitten. Noi zwaaide naar iedereen en schudde vervolgens hun hand, voordat ze hen aan Lek voorstelde. Lek nam het voortouw, zwaaide ook en schudde de hand.
“Drie bier?” vroeg Lek terwijl ze het aan haar vriendin overliet om het gesprek te beginnen.
Eén van hen knikte en Lek draaide zich om om hun bestelling op te halen, in het grootboek te plaatsen en een rekening te schrijven. De andere meisjes waren nieuwsgierig naar wie de nieuwe mannen waren, maar waren te druk bezig met optutten om er al bij te komen. Noi wist dat en hield het fort terwijl ze zich klaarmaakten. Lek bracht de biertjes met een grote glimlach.
“Waar jul ie vandaan komen?”
“Engeland, Portsmouth. Heb je daar wel eens van gehoord? Portsmouth? Zuid-Engeland, bij de zee. Zeer beroemd. Lord Nelson. Het schip ‘Victory’. Ken je dat?” Antwoordde een van hen, in een poging om behulpzaam te zijn.
“Oké, Ed, oké. Ze is geen dom poppetje, maar ik durf te wedden dat ze nog nooit van zoiets gehoord heeft,” zei een ander.
Zijn veronderstelling was correct, maar Lek zei: “Poltsmou? Ja, dat heb ik eerder gehoord.
Zuid-Engeland. Erg mooi daar, hè? Bij de zee. Ja, mooi, vind ik.”
De derde voegde zich bij het gesprek. “Ja, het is wel oké. Genoeg uitgaansleven. Ben je er dan wel eens geweest, Lek?”
“Natuurlijk is ze er niet geweest, of wel, pop? De meesten van hen zijn nooit het land uit geweest. Je bent zo’n domkop, Dave. De meeste Thaise mensen hebben niet eens een paspoort, hebben weinig geld en zijn nooit in het buitenland geweest, laat staan in Europa.
Klopt dat, pop? Je bent niet eerder buiten Thailand geweest, toch?” Hij had weer gelijk.
“Nee, nee,” glimlachte ze verlegen. “Ik ben niet eerder geweest. Ga niet naar Engeland, Europa. Wil ik keer naartoe gaan. Jul ie op vakantie? Hoe lang blijf jul ie hier?”
Dit bracht hen aan de praat, en Noi vond dit een mooie tijd om op te stappen. Ze drong er bij de andere meisjes op aan om op te schieten, terwijl ze in de richting van de mannen keek. Fa ging erheen, zei hal o en nam toen de kassa over. Ze zette wat muziek op en zette de TV aan, op zoek naar een voetbalwedstrijd. Mott kwam ook naar de mannen toe, zei hal o en hopte op het podium om rond haar paal te dansen, gevolgd door Ayr en Goong, die deden alsof ze moesten lachen om een grapje, terwijl elk van hen één man aankeek.
De strijd stond op het punt te beginnen.
“Dag, dames. Nou, hal o, hal o!” begroette Mike ze. “Ga zitten. Kom erbij. Noi had gelijk.
Er werken hier mooie dames. Kijk, Lek, ik verontschuldig me voor dit paar domkoppen en hun stomme vragen en ik verontschuldig me nederig voor mijn houding eerder. Zo zijn we helemaal niet. We hebben gewoon een kater - je weet wel, dronken gisteravond. Het spijt me. Kunnen we jul ie mooie dames een drankje aanbieden? Laten we ons netjes voorstel en.”
“Sta op, heren. Helemaal links is luitenant David Murray; in het midden staat luitenant Edward Riley en ik ben luitenant Michael Smith. Drie officieren en heren bij de Koninklijke Marine van Hare Majesteit. We zijn blij jul ie te ontmoeten.” Daarmee bogen ze eenstemmig, zoals ze al vele malen eerder hadden gedaan.
De zes meisjes straalden van vreugde, vooral Ayr en Goong, die nogmaals de handen van Ed en Dave schudden. Elk van de meisjes had een plaatje in haar hoofd van een zinderend knappe en fitte marineofficier in een wit uniform met een portemonnee vol heerlijk geld.
Lek was ook blij, maar ze had al eerder verhalen gehoord van mannen die indruk op haar probeerden te maken.
Ze nam elk verhaal met een korreltje zout. Dat was een gewoonte geworden. Misschien werd ze op haar oude dag te sceptisch, maar misschien ook niet. Ze vroeg of ze foto’s hadden. Ze zeiden dat ze geen foto’s bij zich hadden. ‘Wat een verrassing’ dacht ze.
“Hoe oud ben jul ie? Jullie getrouwd?” Flapte Mott eruit.
“38, 38 en 40” antwoordde Mike, “en we zijn al emaal getrouwd met The Duchess of York.” De meisjes begrepen de grap niet.
“Hertogin van Juk? Zoals koningin?” Vroeg Mott hoopvol, maar naïef.
“Niet zoals de koningin,” grapte Ed, “die heeft een stalen kont.”
Geen van de meisjes had een idee waar de mannen het over hadden, maar ze waren zeker geïntrigeerd - vooral Mott, die vanaf haar paal riep: