“Zij hebben me verraden,” zei Siobhan, “en ze hebben boete gedaan voor hun verraad. Jij zult je aan je woord houden, of ik verander je in iets wat nuttiger is. Doe wat ik wil, of je voegt je bij hen, en dient mij zoals zij doen.”
Ze liet Kate los, en Kate kwam snakkend naar adem boven. De fontein was verdwenen, en ze stonden weer in de tuin van de smederij. Siobhan stond op een afstandje bij haar vandaan, alsof er niets was gebeurd.
“Ik wil je vriendin zijn, Kate,” zei ze. “Je wilt mij niet als vijand hebben. Maar ik doe wat ik moet doen.”
“Wat je moet doen?” kaatste Kate terug. “Je denkt dat je me moet bedreigen, of mensen moet laten vermoorden?”
Siobhan spreidde haar handen. “Zoals ik al zei, het is de vloek van macht. Je hebt de potentie om heel goed van pas te komen bij wat er komen gaat, en ik zál daar gebruik van maken.”
“Ik doe het niet,” zei Kate. “Ik kan niet zonder reden een meisje vermoorden.”
Kate viel aan. Niet fysiek, maar met haar krachten. Ze schraapte haar kracht bij elkaar en wierp het als een steen tegen de muren rondom Siobhans geest. Het stuiterde ervan af.
“Je hebt de kracht niet om tegen me te vechten,” zei Siobhan, “en je hebt geen keus. Ik zal het simpeler voor je maken.”
Ze gebaarde, en de fontein verscheen weer. Toen er weer een beeld in het water verscheen, hoefde ze niet te vragen wie het was.
“Sophia?” zei Kate. “Laat haar met rust, Siobhan, ik waarschuw je…”
Siobhan greep haar weer vast en dwong naar met haar afschuwelijke kracht te kijken naar dat beeld.
“Er gaat iemand dood,” zei Siobhan. “Jij kiest wie, simpelweg door te besluiten of je Gertrude Illiard gaat vermoorden. Je kunt haar doden, of je zus gaat dood. Het is jouw keus.”
Kate staarde haar aan. Ze wist dat ze geen keus had, niet echt. Niet als het om haar zus ging. “Goed dan,” zei ze. “Ik doe het. Ik doe wat je wilt.”
Ze draaide zich om en liep in de richting van Ashton. Ze nam geen afscheid van Will, Thomas of Winifred, deels omdat ze het niet wilde riskeren om Siobhan bij hen in de buurt te brengen, en deels omdat ze het gevoel had dat iemand zou zien wat ze moest doen, en dan zouden ze zich voor haar schamen.
Kate schaamde zich. Ze haatte de gedachte aan wat ze op het punt stond te doen, en het feit dat ze zo weinig keus had. Ze kon alleen maar hopen dat het allemaal een test was, en dat Siobhan haar op tijd tegen zou houden.
“Ik moet dit doen,” zei ze tegen zichzelf. “Ik moet wel.”
Ja, fluisterde Siobhans stem, dat klopt.
HOOFDSTUK TWEE
Sophia liep terug naar het kamp dat ze met de anderen had gebouwd, niet wetend wat ze moest doen, wat ze moest denken, wat ze moest voelen. Ze moest zich focussen op elke stap in het donker, maar in werkelijkheid kon ze zich niet concentreren. Niet na wat ze zojuist ontdekt had. Ze struikelde over boomwortels, hield zich aan bomen vast terwijl ze het nieuws probeerde te bevatten. Ze voelde hoe takken met bladeren in haar lange rode haar verstrikt raakten, en hoe boomschors strepen van mos op haar jurk schilderde.
Siennes aanwezigheid kalmeerde haar. De boskat streek met haar lichaam langs haar benen en leidde haar terug naar de plek waar de wagen stond. De cirkel van licht die afkomstig was van het kampvuur leek de enige veilige plek in een wereld die ineens geen fundering meer leek te hebben. Cora en Emeline zaten bij het vuur; het voormalige dienstmeisje van het paleis en het straatmeisje met de gave om gedachten te lezen, en ze keken Sophia aan alsof ze in een geest was veranderd.
Op dat moment wist Sophia niet zeker of dat niet zo was. Ze voelde zich niet substantieel; ze voelde zich onwerkelijk, alsof het minste zuchtje van de wind haar in tien verschillende richtingen kon blazen, en ze zichzelf nooit meer terug zou kunnen vinden. Sophia wist dat ze eruitzag als een wilde, na haar wandeling tussen de bomen door. Ze ging tegen een van de wielen van de wagen zitten en staarde wezenloos voor zich uit. Ondertussen kroop Sienne tegen haar aan, bijna zoals een huiskat gedaan zou hebben.
“Wat is er?” vroeg Emeline. Is er iets gebeurd? voegde ze mentaal toe.
Cora liep ook naar haar toe en raakte Sophia’s schouder aan. “Is er iets aan de hand?”
“Ik…” Sophia lachte, ondanks het feit dat lachen helemaal níét de juiste respons was op wat ze voelde. “Ik denk dat ik zwanger ben.”
Terwijl ze het zei veranderde haar gelach in tranen, en toen ze eenmaal begonnen kon Sophia ze niet meer tegenhouden. Ze stroomden over haar wangen, en zelfs zij wist niet of het tranen van geluk of wanhoop waren, of het door de spanning kwam, of door iets compleet anders.
De anderen hielden haar vast en sloegen hun armen om haar heen, terwijl Sophia’s wereld wazig werd.
“Het komt wel goed,” zei Cora. “We zorgen wel dat het goed komt.”
Sophia zag niet hoe dit ooit goed zou kunnen komen.
“Sebastian is de vader?” vroeg Emeline.
Sophia knikte. Hoe kon ze denken dat er iemand anders was geweest? Toen besefte ze… Emeline dacht aan Rupert, en ze vroeg zich af of zijn poging tot verkrachting misschien verder was gegaan dan ze hadden gedacht.
“Sebastian…” bracht Sophia uit. “Hij is de enige met wie ik ooit naar bed ben geweest. Het is zijn kind.”
Hún kind. Of dat zou het worden, uiteindelijk.
“Wat ga je doen?” vroeg Cora.
Dat was de vraag waar Sophia geen antwoord op had. Het was de vraag die haar weer dreigde te overweldigen, de vraag die de tranen in haar ogen deed springen als ze erover nadacht. Ze kon niet bedenken wat ze nu moest doen. Ze kon niet bedenken hoe het goed zou komen.
Toch deed ze haar best om erover na te denken. In een ideale wereld zouden zij en Sebastian nu getrouwd zijn. Ze zou erachter zijn gekomen dat ze zwanger was terwijl ze was omgeven door mensen die haar zouden helpen, in een warm, veilig thuis waar Sophia een kind kon grootbrengen.
In plaats daarvan was ze in de koude, natte buitenlucht, en had ze alleen Cora en Emeline om het nieuws aan te vertellen. Zelfs haar zusje kon haar nu niet helpen.
Kate? stuurde ze de duisternis in. Kun je me horen?
Er kwam geen antwoord. Misschien kwam het door de afstand, of doordat Kate te druk was om antwoord te geven. Misschien waren er nog een tiental andere factoren van toepassing. Sophia wist simpelweg niet genoeg over het talent dat zij en haar zusje hadden om te weten wat het kon beperken. Het enige dat ze wist was dat de duisternis haar woorden opslokte, alsof ze ze had geschreeuwd.
“Misschien komt Sebastian je wel zoeken,” zei Cora.
Emeline keek haar ongelovig aan. “Denk je echt dat dat zal gebeuren? Dat een prins op zoek gaat naar een meisje dat hij toevallig zwanger heeft gemaakt? Dat het hem ook maar iets kan schelen?”
“Sebastian is niet zoals de meeste mensen in het paleis,” zei Sophia. “Hij is lief. Hij is een goede man. Hij—”
“Hij heeft je weggestuurd,” merkte Emeline op.
Daar kon Sophia niets tegenin brengen. Sebastian had niet echt een keus gehad toen hij erachter was gekomen dat ze tegen hem had gelogen, maar hij had een manier kunnen vinden om de bezwaren van zijn familie te omzeilen, of hij had achter haar aan kunnen gaan.
Het voelde goed om te denken dat hij zou proberen om haar te vinden, maar hoe waarschijnlijk was dat? Was het realistisch om te hopen dat hij op zoek zou gaan naar iemand die hem had misleid, iemand die had gelogen over wie ze was? Dacht ze soms dat dit een of ander liefdeslied was, waar de galante prins erop uit trok om de liefde van zijn leven te vinden. Zo zat het leven niet in elkaar. De geschiedenis schreef over tal van koninklijke bastaarden, dus wat zou één kind meer uitmaken?