Mackenzie naderde het lichaam en liep er langzaam omheen. Terwijl ze dat deed, voelde ze dat de andere agenten naar haar keken. Ze wist dat sommigen van hen vonden dat ze haar werk veel te serieus nam. Ze dook altijd volledig in een zaak, zocht naar aanknopingspunten en verbanden die bijna abstract van aard waren. Ze was een jonge vrouw die, in de ogen van de meeste mannen in het politiekorps, veel te snel de positie van rechercheur had bereikt. Ze was het ambitieuze meisje waarvan iedereen aannam dat ze haar zinnen had gezet op een betere en meer belangrijke functie dan rechercheur bij de politie in Nebraska.
Mackenzie negeerde de mannen. Ze concentreerde zich alleen op het stoffelijk overschot en wuifde de vliegen weg die overal heen schoten. Ze zweefden spastisch rond het lichaam van de dode vrouw en creëerden een kleine zwarte wolk, en de hitte had het lichaam ook niet veel goeds gedaan. Het was een hele warme zomer geweest en het voelde alsof al die zomerse hitte zich in dit maisveld had verzameld en hier op deze plek was.
Mackenzie kwam dichterbij, bestudeerde het lichaam en probeerde een gevoel van misselijkheid en een golf van verdriet te onderdrukken. De rug van de vrouw was bedekt met wonden. Ze zagen er allemaal hetzelfde uit, waarschijnlijk veroorzaakt door hetzelfde voorwerp. Haar rug was besmeurd met bloed, het meeste droog en plakkerig. De achterkant van haar zwarte kanten stringetje was ook doordrenkt met bloed.
Terwijl Mackenzie haar rondje om het lichaam voltooide kwam een kleine, maar stevig gebouwde politieagent haar tegemoet. Ze kende hem goed, maar had niets met hem op.
“Hallo, rechercheur White,” zei Chief Nelson.
“Chief,” antwoordde ze.
“Waar is Porter?”
Er was niets neerbuigends in zijn stem, maar ze voelde het toch. Deze geharde lokale politiechef van in de vijftig wilde niet dat een vrouw van vijfentwintig jaar meehielp om deze zaak op te lossen. Walter Porter, haar vijfenvijftig jarige directe collega, zou volgens hem veel beter geschikt zijn voor deze taak.
“Op de snelweg,” zei Mackenzie. “Hij praat met de boer die het lichaam heeft ontdekt. Hij komt zo.”
“Oké,” zei Nelson, duidelijk een beetje meer op zijn gemak gesteld. “Wat vind je hiervan?”
Mackenzie wist niet precies hoe ze deze vraag moest beantwoorden. Ze wist dat hij haar aan het testen was. Dat deed hij van tijd tot tijd, zelfs over vrij onbenullige zaken. Hij deed dat nooit bij de andere agenten of rechercheurs, en ze was er vrijwel zeker van dat hij het alleen bij haar deed omdat ze jong en een vrouw was.
Haar gevoel vertelde haar dat dit meer was dan een theatrale moord. Waren het de ontelbare striemen op haar rug? Was het het feit dat de vrouw een lichaam had dat zo op een pin-up poster kon? Haar borsten waren duidelijk nep en Mackenzie vermoedde dat haar achterwerk ook enkele chirurgische ingrepen had ondergaan. Ze had veel make-up gedragen, die door de vele tranen over haar hele gezicht was uitgelopen.
“Ik denk,” zei Mackenzie, die eindelijk antwoord gaf op de vraag van Nelson, “dat dit een puur gewelddadige misdaad was. Ik denk dat forensisch onderzoek geen seksueel misbruik zal aantonen. De meeste mannen die een vrouw voor seks ontvoeren, mishandelen hun slachtoffer zelden zo ernstig, zelfs als ze van plan zijn ze later te vermoorden. Ik denk ook dat de stijl van het ondergoed dat ze draagt suggereert dat ze een provocerende vrouw was. Eerlijk gezegd, afgaand op de stijl van haar make-up en de omvang van haar borsten, zou ik beginnen met de stripclubs in Omaha op te bellen om te vragen of er misschien sinds gisteravond een danseres vermist wordt.”
“Dat is allemaal al gedaan,” antwoordde Nelson zelfvoldaan. “De overledene is Hailey Lizbrook, vierendertig jaar oud, moeder van twee jongens en een striptease danseres in The Runway in Omaha.”
Hij somde deze feiten op alsof hij een handleiding las. Mackenzie nam aan dat hij, omdat hij al zo lang in dienst bij de politie was, de slachtoffers van een moordpartij niet langer als mensen zag, maar meer als een puzzel die moest worden opgelost.
Maar Mackenzie, die pas een paar jaar in dienst was, was niet zo hard en gevoelloos. Ze bestudeerde de vrouw met als doel te achterhalen wat er was gebeurd, maar zag haar ook als een vrouw die twee kinderen had achtergelaten, jongens die de rest van hun leven zonder moeder zouden moeten opgroeien. Omdat de moeder van de twee kinderen als stripper aan het werk leek te zijn, ging Mackenzie ervan uit dat er geldproblemen waren en dat ze bereid was bijna alles te doen om voor haar kinderen te zorgen. Maar nu was ze hier, vastgebonden aan een paal en gedeeltelijk verminkt door een anonieme man die...
Het geritsel van de maisstengels achter haar onderbrak haar gedachten. Ze draaide zich om en zag Walter Porter door het mais naderen. Hij keek geërgerd toen hij de open plek betrad, en veegde stof en maisvezels van zijn jas.
Hij keek even rond voordat zijn blik zich op het lichaam van Hailey Lizbrook aan de paal vestigde. Een verbaasde grijns kwam over zijn gezicht, zijn grijze snor kantelde in een ruwe hoek naar rechts. Daarna keek hij naar Mackenzie en Nelson. Hij verspilde geen tijd en kwam meteen naar hen toe.
“Porter,” zei Chief Nelson. “White is zo te zien al druk bezig met het oplossen van deze zaak. Ze is behoorlijk scherp.”
“Ja, zo kan ze zijn,” zei Porter afwijzend.
Zo was het altijd. Nelson gaf haar niet echt een compliment. In feite was hij meer Porter aan het plagen omdat die opgescheept zat met het mooie jonge meisje dat uit het niets was gekomen en de positie van rechercheur had veroverd; het mooie jonge meisje dat door weinig mannen boven de dertig serieus genomen werd in het district. En God, wat haatte Porter dit.
Hoewel ze genoot van de plagerijen jegens Porter en zijn geërgerde reactie hierop, was dit geen aanleiding voor haar om zich onvoldoende en ondergewaardeerd te voelen.
Keer op keer had ze zaken opgelost die haar mannelijke collega’s niet hadden kunnen oplossen en dit, wist ze, bedreigde hen. Ze was pas vijfentwintig, veel te jong om een burn-out te krijgen in een carrière waar ze ooit zoveel van hield. Maar nu, gekoppeld aan Porter als collega en in dit politiekorps, begon ze haar beroep te haten.
Porter deed een poging om tussen Nelson en Mackenzie in te stappen en liet haar zo weten dat het vanaf nu zijn show was. Mackenzie voelde het stoom uit haar oren komen maar hield haar mond. Ze had de afgelopen drie maanden, sinds ze verplicht was met hem samen te werken, al vaak op haar tong gebeten. Vanaf de eerste dag had Porter geen geheim gemaakt van zijn afkeer voor haar. Ze had tenslotte de partner van Porter na achtentwintig jaar vervangen. Wat Porter betrof was zijn partner ontslagen om plaats te maken voor deze jonge vrouw.
Mackenzie negeerde zijn flagrante gebrek aan respect; ze weigerde om haar werkethiek hierdoor te laten beïnvloeden. Zonder een woord te zeggen ging ze terug naar het lichaam. Ze bestudeerde het aandachtig. Het deed pijn om het te bestuderen, maar niet zoveel als het eerste lijk wat ze ooit had gezien. Ze was bijna zover dat ze het dode lichaam van haar vader niet meer zag wanneer ze zich op een plaats delict bevond. Maar nog niet helemaal. Ze was zeven jaar oud geweest toen ze de slaapkamer binnenliep en hem languit in een plas bloed op het bed had zien liggen. En dat beeld was ze nooit meer kwijtgeraakt.
Mackenzie zocht naar aanwijzingen waaruit zou kunnen blijken dat deze moord geen sexueel motief had. Ze zag geen tekenen van blauwe plekken of krassen op de borsten en billen van het slachtoffer, geen externe bloedingen rond de vagina. Ze keek vervolgens naar de handen en voeten van de vrouw en vroeg zich af of er misschien een religieus motief was; tekenen van punctie langs de handpalmen, enkels en voeten zouden kunnen wijzen op een kruisiging. Maar ook daar was geen sprake van.
Uit het korte politierapport dat zij en Porter hadden gekregen bleek dat de kleding van het slachtoffer niet was gelokaliseerd. Mackenzie dacht dat dit waarschijnlijk betekende dat de moordenaar deze nog had, of had verwijderd.