Moord in het landhuis. Фиона Грейс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Фиона Грейс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия:
Жанр произведения: Зарубежные детективы
Год издания: 0
isbn: 9781094305158
Скачать книгу

      Lacey was geschokt toen ze besefte dat de winkel pas die ochtend leeg was komen te staan en dat ze onbedoeld in een scenario was binnengedrongen dat zich op dit moment ontvouwde, dat ze zichzelf per ongeluk in een mysterieus verhaal had geplaatst dat nog maar net was begonnen.

      ‘Wat erg voor u,’ zei ze met oprechte empathie voor de man. Nu was het haar beurt om therapeut te spelen, om de vriendelijkheid terug te betalen die de man haar had getoond. ‘Redt u het wel?’

      ‘Niet echt,’ zei hij somber. ‘We zullen het moeten verkopen om de rekeningen te kunnen betalen, en eerlijk gezegd zijn mijn vrouw en ik veel te oud voor dit soort spanningen.’ Hij tikte op zijn borstbeen, alsof hij de kwetsbaarheid van zijn hart wilde aangeven. ‘Het zal wel verdomd jammer zijn om afscheid van deze plek te nemen.’ Zijn stem brak. ‘Het pand zit al jaren in de familie. Ik vind het prachtig. We hebben in die tijd een aantal zéér kleurrijke huurders gehad.’ Hij grinnikte en zijn ogen vulden zich met tranen terwijl hij herinneringen ophaalde. ‘Maar nee. Wij kunnen die onrust niet meer hebben. Het geeft te veel spanning.’

      Het verdriet in zijn toon was genoeg om Lacey’s hart te breken. Wat een verschrikkelijk hachelijke situatie om in achtergelaten te worden. Wat een vreselijke toestand. De diepe empathie die ze voor de man voelde werd alleen maar versterkt door haar eigen situatie, door de manier waarop het leven dat ze met David in New York City had opgebouwd onterecht van haar was afgenomen. Ze voelde een plotselinge verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen.

      ‘Ik zal de winkel huren,’ flapte ze eruit. De woorden verlieten haar lippen voordat haar hersenen beseften wat ze zei.

      De witte wenkbrauwen van de man schoten met duidelijke verrassing omhoog. ‘Sorry, wat zei je nou?’

      ‘Ik zal het huren,’ herhaalde Lacey snel, voordat het logische deel van haar geest de kans kreeg om haar er weer vanaf te praten. ‘U kunt het niet verkopen. Het heeft te veel geschiedenis, dat zei u net zelf. Te veel sentimentele waarde. En ik ben heel erg betrouwbaar. Ik heb hier ervaring mee. Een soort van.’

      Ze dacht aan de douanebeambte met de donkere wenkbrauwen op het vliegveld, die haar had verteld dat ze een visum nodig had om te werken, en hoe ze haar vol zelfvertrouwen had verzekerd dat dat wel het laatste was wat ze in Engeland wilde doen: werken.

      En wat moest ze met Naomi? Haar baan bij Saskia? Wat moest ze daar allemaal mee?

      Plotseling deed het er allemaal niet toe. Dat gevoel waarmee Lacey was geraakt toen ze de winkel had gezien, was net zoiets als liefde op het eerste gezicht geweest. Ze gooide zichzelf in het diepe.

      ‘Dus? Wat denkt u ervan?’ vroeg ze hem.

      De oude man zag er een beetje verbluft uit. Lacey kon hem dat niet kwalijk nemen. Hier stond deze vreemde Amerikaanse vrouw, in kleding die zo uit de kringloopwinkel had kunnen komen, en die hem vroeg om zijn winkel aan haar te verhuren, terwijl hij al had besloten om het pand te verkopen.

      ‘Nou... Ik...’ begon hij. ‘Het zou leuk zijn om het nog wat langer in de familie te houden. Dit is ook niet de beste tijd om het te verkopen, zoals de markt nu is. Maar ik moet eerst met Martha overleggen, mijn vrouw.’

      ‘Natuurlijk,’ zei Lacey. Ze krabbelde snel haar naam en nummer op een strookje papier en gaf het aan hem, verrast door hoe zeker ze zich voelde. ‘Neem alle tijd die u nodig hebt.’

      Ze had tenslotte tijd nodig om haar visum te regelen, een bedrijfsplan, financiën en voorraad uit te werken, en nou ja: alles. Misschien moest ze beginnen met een exemplaar kopen van Hoe run ik een winkel voor dummies.

      ‘Lacey Doyle,’ las de man van het papiertje dat ze hem had gegeven.

      Lacey knikte. Twee dagen geleden was die naam haar zo onbekend geweest. Nu voelde het weer als het hare.

      ‘Ik ben Stephen,’ antwoordde hij.

      Ze schudden elkaar de hand.

      ‘Ik kijk uit naar uw telefoontje,’ zei Lacey.

      Ze verliet de winkel met een hart vol verwachting. Als Stephen zou besluiten het pand aan haar te verhuren, dan zou ze op een veel permanentere basis in Wilfordshire verblijven dan ze had gepland. Die gedachte zou haar bang moeten maken. Maar in plaats daarvan gaf het haar een verrukt gevoel. Het voelde zo goed. Meer dan goed. Het voelde als haar lot.

      HOOFDSTUK VIJF

      ‘Ik dacht dat dit een vakantie was!’ De woedende stem van Naomi explodeerde door de mobiele telefoon die tussen Lacey’s oor en haar schouder geklemd zat.

      Ze zuchtte en sloot zich van de tirade van haar zus af, terwijl ze op het toetsenbord tikte van de computer in de bibliotheek van Wilfordshire. Ze controleerde de status van haar online aanvraagformulier om haar vakantievisum naar een visum voor startende ondernemers om te zetten.

      Na haar ontmoeting met Stephen had Lacey zich op het nodige onderzoek gestort, en ze had ontdekt dat ze, als een vloeiend spreker van de Engelse taal en met een gezonde hoeveelheid kapitaal op de bank, alleen nog een fatsoenlijk bedrijfsplan nodig had. Dat was iets waar ze veel ervaring mee had, dankzij Saskia’s neiging om verantwoordelijkheden op Lacey’s schouders af te schuiven die ver boven haar salarisschaal lagen. Het had Lacey slechts enkele avonden gekost om het plan op te stellen en in te dienen; een moeiteloos proces dat haar er meer dan zeker van maakte dat het universum haar hele nieuwe leven een handje hielp.

      Toen ze inlogde op het officiële portaal van de Britse overheid, zag ze dat haar aanvraag nog steeds werd weergegeven als ‘in behandeling’. Ze was zo wanhopig om verder te gaan dat ze er niets aan kon doen dat ze zich een beetje teleurgesteld voelde. Toen richtte ze haar aandacht weer op Naomi’s stem in haar oor.

      ‘Ik kan níét geloven dat je gaat verhuizen!’ schreeuwde haar zus. ‘Voorgoed!’

      ‘Het is niet voorgoed,’ verklaarde Lacey kalm. Ze had in de loop der jaren veel kunnen oefenen om niet in de stemming van Naomi mee te gaan. ‘Het visum is slechts twee jaar geldig.’

      Oeps. Foute zet.

      ‘Twéé jáár?’ schreeuwde Naomi, en haar woede bereikte een kookpunt.

      Lacey rolde met haar ogen. Ze was zich er volledig van bewust dat haar familie haar beslissing niet zou ondersteunen. Naomi had haar in New York tenslotte nodig als kinderoppas en mama behandelde haar eigenlijk als een soort hulpverlener bij al haar emotionele toestanden. De duizelingwekkende boodschap die ze de Doyle Meisjes had geappt, had een reactie als een atoombom uitgelokt. Dagen later had Lacey nog steeds last van de nasleep.

      ‘Ja, Naomi,’ antwoordde ze teleurgesteld. ‘Twee jaar. Ik denk dat ik dat wel verdien, of niet? Ik heb David veertien jaar gegeven. Vijftien jaar aan mijn werk. New York City heeft me negenendertig jaar gehad. Ik ga richting de veertig, Naomi! Wil ik echt mijn hele leven op één plek hebben gewoond? Eén carrière hebben gehad? Met één man zijn geweest?’

      Het knappe gezicht van Tom flitste door haar gedachten toen ze dat zei en ze voelde haar wangen onmiddellijk warm worden. Ze was zo druk bezig geweest met het regelen van haar potentiële nieuwe leven dat ze niet meer naar de patisserie terug was geweest. Haar visioen van een langzaam ontbijt op het terras was tijdelijk vervangen door een banaan voor onderweg en een kant-en-klare frappuccino uit de supermarkt. In feite was het pas net tot haar doorgedrongen dat ze, als deze deal met Stephen en Martha tot stand kwam, de winkel tegenover Tom zou huren. Dan zou ze hem élke dag door haar raam zien. Het kriebelde in haar buik van vreugde bij die gedachte.

      ‘Hoe moet het dan met Frankie?’ jammerde Naomi, waarmee ze haar terugbracht naar de realiteit.

      ‘Ik heb hem een doos fudge gestuurd.’

      ‘Hij heeft zijn tante nodig!’

      ‘Hij heeft me nog steeds! Ik ben niet dood, Naomi, ik ga gewoon een tijdje in het buitenland wonen.’

      Haar kleine zusje verbrak de verbinding.

      Negenendertig, maar ik word behandeld als zestien, dacht