Er kwamen meer herinneringen terug terwijl ze andere plekken passeerde: het restaurant waar ze geweldige pannenkoeken hadden, de camping die de hele zomer vol stond met scoutinggroepen, het smalle pad dat naar beneden leidde, naar Salisbury Cove. Toen ze het bord van Acadia National Park bereikte glimlachte ze, want ze wist dat ze nog maar twee mijl verwijderd was van haar uiteindelijke bestemming. Het leek erop dat ze het huis net op tijd zou bereiken; het begon te sneeuwen en haar krakkemikkige auto kon waarschijnlijk geen sneeuwstorm doorstaan.
Alsof de auto een hint oppikte, begon hij een raar malend geluid te maken, ergens onder de motorkap. Emily beet op haar lip door de stress. Ben was altijd het meest praktisch geweest, de denker in de relatie. Zij was niet handig met mechanische dingen. Ze bad dat de auto het de laatste mijl zou volhouden.
Maar het malende geluid werd erger, en al gauw kwam er een vreemd gezoem bij, gevolgd door een irritant klikgeluid, en uiteindelijk gepiep. Emily sloeg met haar vuisten tegen het stuur en vloekte onder haar adem. De sneeuw begon sneller en dikker te vallen en haar auto ging nog harder klagen, tot hij haperde en toen stopte.
Emily zat daar hulpeloos te luisteren naar het gesis van de dode motor, en probeerde te bedenken wat ze moest doen. De klok liet haar weten dat het middernacht was. Er was geen ander verkeer, niemand was zo laat nog op weg. Het was doodstil en zonder het licht van haar koplampen, ontzettend donker Er waren geen straatlantaarns op deze weg, en de maan en sterren waren verborgen door de wolken. Het voelde eng en Emily vond het een perfect scenario voor een horrorfilm.
Ze greep haar telefoon voor troost, maar zag dat ze geen ontvangst had. Door de aanblik van die vijf lege ontvangststreepjes werd ze nog bezorgder, en voelde ze zich nog meer geïsoleerd en alleen. Voor de eerste keer sinds ze vertrokken was en haar leven had achtergelaten, had Emily had gevoel dat ze een heel stomme beslissing had gemaakt.
Ze stapte uit de auto en rilde door de koude sneeuwlucht die in haar vlees beet. Ze liep naar de motorkap en keek naar de motor, al wist ze niet precies waar ze naar zocht.
Op dat moment hoorde ze het ronken van een truck. Haar hart maakte een sprongetje van opluchting terwijl ze in de verte tuurde en net twee koplampen zag die over de weg haar kant op kwamen. Ze begon met haar armen te zwaaien, als een signaal voor de truck die dichterbij kwam.
Gelukkig stopte het voertuig, net achter haar auto. De uitlaatgassen waren goed zichtbaar in de koude lucht, terwijl de felle lampen de vallende sneeuwvlokken oplichtten.
De deur van de bestuurder zwaaide open met veel gekraak, en twee voeten met zware laarzen knisperden in de verse sneeuw. Emily kon alleen het silhouet van de persoon voor haar zien, en was opeens verschrikkelijk bang dat ze de lokale moordenaar had gevonden.
“Zit je in de problemen?” hoorde ze de schorre stem van een oude man zeggen.
Emily wreef over haar armen en voelde kippenvel onder haar shirt, terwijl ze probeerde te stoppen met beven, opgelucht dat het een oude man was.
“Ja, ik weet niet wat er gebeurd is,” zei ze. “Hij begon rare geluiden te maken, en toen stopte hij gewoon.”
De man kwam dichterbij, zijn gezicht eindelijk onthuld door de lampen van zijn truck. Hij was erg oud, met ruw, wit haar op zijn gerimpelde gezicht. Zijn ogen waren donker, maar sprankelden van nieuwsgierigheid terwijl hij eerst Emily goed bekeek en toen de auto.
“Weet niet wat er gebeurd is?” vroeg hij, zachtjes lachend. “Ik zal je vertellen wat er gebeurd is. Die auto daar is niet meer dan een hoop rotzooi. Ik ben verbaasd dat je er mee hebt kunnen rijden! Het lijkt er niet op dat je goed voor de wagen gezorgd hebt. En toen besloot je om een ritje te gaan maken in de sneeuw?”
Emily had geen zin om bespot te worden, vooral omdat ze wist dat de oude man gelijk had.
“Ik kom eigenlijk helemaal uit New York. De auto deed het al acht uur heel goed,” antwoordde ze en ze kon het niet helpen dat ze scherp klonk.
De oude man floot zachtjes. “New York? Dat is nog eens wat… Wat brengt je zo ver van huis?”
Emily had geen zin om haar verhaal te delen, dus ze zei alleen, “Ik ben op weg naar Sunset Harbor.”
De man stelde verder geen vragen meer. Emily stond naar hem te kijken, en haar vingers werden al snel gevoelloos terwijl ze wachtte of hij haar enige vorm van hulp zou bieden. Maar hij leek meer interesse te hebben in haar roestige oude auto, en schopte tegen de banden met de voorkant van zijn laars terwijl hij er omheen liep. Hij haalde een duim over de lak totdat er stukjes afkwamen, en hij maakte een afkeurend geluid en schudde zijn hoofd. Hij opende de motorkap en onderzocht de motor een lange, lange tijd, af en toe zachtjes tegen zichzelf mompelend.
“En?” zei Emily uiteindelijk, geërgerd door hoe traag hij was. “Wat is er mis mee?”
Hij keek op van de motorkap, bijna verbaasd, alsof hij vergeten was dat ze daar was, en krabde op zijn hoofd. “Hij is kapot.”
“Dat weet ik,” zei Emily ongeduldig. “Maar kun je iets doen om hem te maken?”
“O nee,” antwoordde de man lachend. “Helemaal niets.”
Emily had zin om te schreeuwen. Het gebrek aan voedsel en de vermoeidheid door de lange rit begonnen invloed op haar te hebben, en het huilen stond haar nader dan het lachen. Ze wilde alleen maar naar het huis, zodat ze kon slapen.
“Wat moet ik nu doen?” zei ze, en ze voelde zich wanhopig.
“Nou, je hebt een paar opties,” antwoordde de man. “Loop naar de garage, ongeveer anderhalve kilometer die kant op.” Hij wees in de richting waar zij vandaan was gekomen, met een stompe gerimpelde vinger. “Of ik kan je slepen naar waar je naartoe wilt.”
“Zou je dat willen doen?” zei Emily, verrast door zijn vriendelijkheid, iets waar ze niet aan gewend was, aangezien ze zo lang in New York had gewoond.
“Natuurlijk,” antwoordde de man. “Ik ga je hier niet achterlaten om middernacht, in het midden van een sneeuwstorm. Ik heb gehoord dat het in het komende uur erger gaat worden. Waar ben je precies naar op weg?”
Emily was overdonderd door dankbaarheid. “West Street. Nummer vijftien.”
De man hield zijn hoofd scheef uit nieuwsgierigheid. “West Street vijftien? Dat oude, afgetakelde huis?”
“Ja,” antwoordde Emily. “Het is van mijn familie. Ik heb wat stilte en wat tijd voor mezelf nodig.”
De oude man schudde zijn hoofd. “Ik kan je daar niet alleen laten. Het huis valt uit elkaar. Ik denk zelfs niet dat het waterdicht is. Waarom kom je niet met mij mee? Mijn vrouw Bertha en ik wonen boven de levensmiddelenzaak. We zouden graag een gast verwelkomen.”
“Dat is echt heel aardig,” zei Emily. “Maar ik wil nu gewoon echt even alleen zijn. Dus als je me zou willen helpen bij het huis in West Street te komen, zou ik het echt waarderen.”
De man nam haar in zich op en gaf toen toe. “Ook goed, meid. Als je erop staat.”
Emily voelde zich opgelucht terwijl hij terug in zijn truck klom en hem voor haar auto parkeerde. Ze keek toe terwijl hij een dik touw uit zijn achterklep haalde en dit tussen hun auto’s knoopte.
“Wil je met mij meerijden?” vroeg hij. “Ik heb tenminste verwarming.”
Emily gaf hem een dun lachje maar schudde haar hoofd. “Ik wil liever -”
“Alleen zijn,” zei de man samen met haar. “Begrepen, begrepen.”
Emily stapte weer in haar auto, en vroeg zich af wat voor indruk de oude man van haar had. Hij moest wel denken dat ze een beetje gek was, om midden in de nacht zo onvoorbereid en slecht gekleed, terwijl er een sneeuwstorm dichterbij kwam, te vragen om naar een afgetakeld, verlaten huis gebracht