Alsjeblieft, Moeder, smeekte ze in de stilte van haar geest, je hebt me al eerder geholpen. Help me nu.
Ze voelde haar moeders aanwezigheid, ergens aan de rand van haar bewustzijn, vergankelijk en kalmerend. Ze kon de aandacht van haar moeder voelen, haar moeder die door haar heen keek en probeerde uit te vinden wat haar was overkomen.
“Wat hebben ze met je gedaan?” fluisterde haar moeders stem. “Dit is het werk van de tovenaar.”
“Alsjeblieft,” zei Ceres. “Ik hoef mijn krachten niet voorgoed terug, maar ik heb nu hulp nodig.”
In de stilte die volgde werd het dek tussen Ceres’ voeten geraakt door een pijl. Die was veel te dichtbij gekomen.
“Ik kan wat er is gebeurd niet ongedaan maken,” zei haar moeder. “Maar ik kan je deze ene keer wel een ander geschenk geven. Het zal echter slechts eenmalig zijn. Ik denk niet dat je lichaam nog meer kan verdragen.”
Het kon Ceres niet schelen, zolang ze maar konden ontsnappen. De boten kwamen al dichterbij. Ze hadden dit nodig.
“Raak het water aan, Ceres, en vergeef me, want dit zal pijn doen.”
Daar twijfelde Ceres niet aan. Ze legde haar hand op de golven, en voelde de natheid tegen haar huid klotsen. Ze zette zich schrap…
…en ze moest haar tanden op elkaar zetten om niet te schreeuwen. Er stroomde iets door haar heen, en stroomde het wateroppervlak op, en toen rees het op, de lucht in. Het leek alsof iemand een sluier over hen heen had getrokken.
Door de sluier heen kon Ceres boogschutters en krijgers zien, die geschokt voor zich uit staarden. Ze hoorden verbaast geschreeuw, maar de geluiden leken ineens gedempt.
“Ze klagen dat ze ons niet kunnen zien,” zei Jeva. “Ze zeggen dat het donkere magie is.” Ze keek Ceres vol bewondering aan. “Het lijkt erop dat je alles bent dat Thanos heeft gezegd.”
Daar was Ceres niet zo zeker van. Dit vasthouden deed meer pijn dan ze kon bevatten. Ze wist niet hoe lang ze het vol zou kunnen houden.
“Roeien,” zei ze. “Roeien, voor het verdwijnt!”
HOOFDSTUK DRIE
Irrien stond in het kasteel, in de tempel met hoge plafonds, en keek onbewogen toe terwijl de priesters Stephania voorbereidden op de opoffering. Hij staarde koelbloedig uit zijn ogen, terwijl zij druk in de weer waren. Ze bonden haar op het altaar vast terwijl zij schreeuwde en worstelde.
Normaal gesproken had Irrien geen tijd voor dergelijke zaken. De priesters waren een stel bloedlustige dwazen die leken te denken dat het sussen van de dood het kon voorkomen. Alsof iemand de dood kon ontlopen behalve door de kracht van zijn wapen. Smeken werkte niet. Niet naar de goden, en ook niet naar hem, zoals Delos’ kortstondige machthebber zou ondervinden.
“Alsjeblieft, Irrien, ik doe alles dat je wilt! Wil je dat ik voor je kniel? Alsjeblieft!”
Irrien stond als een standbeeld en negeerde haar, op dezelfde manier dat hij de pijn van zijn verwonding negeerde. Om hem heen keken aristocraten en krijgers toe. Het had wel degelijk zin om hen dit te laten aanschouwen, net zoals het zin had om de priesters tevreden te stellen. Hun gunsten waren ook een bron van zijn macht, en Irrien was niet zo dom om dat te negeren.
“Verlang je dan niet naar me?” smeekte Stephania. “Ik dacht dat je me als je speeltje wilde.”
Irrien kon Stephania’s charmes echter ook niet negeren. Dat was deel van het probleem. Toen ze haar hand op zijn arm had gelegd, had hij iets gevoeld dat verder ging dat de gebruikelijke opwinding en verlangens die hij voelde wanneer hij met mooie slaven was. Dat zou hij niet toelaten. Dat kon hij niet toelaten. Niemand kon macht over hem hebben, zelfs niet wanneer het gevoel van diep kwam.
Hij bekeek de menigte. Er waren meer dan genoeg mooie vrouwen aanwezig, waaronder Stephania’s voormalige dienstmeisjes, knielend in hun boeien. Sommigen van hen huilden bij de aanblik van wat er met hun voormalige meesteres gebeurde. Hij zou spoedig afleiding met hen vinden. Maar eerst moest hij zich ontdoen van de dreiging die Stephania vormde, met haar vermogen om hem iets te laten voelen.
De hoogste priester kwam naar voren, de gouden en zilveren draden in zijn baard rinkelend terwijl hij liep.
“Alles is klaar, mijn heer,” zei hij. “We zullen de baby uit de buik van de moeder snijden, en het op het altaar offeren zoals gebruikelijk is.”
“En je goden zullen dit waarderen?” vroeg Irrien. Als de priester de spottende toon in zijn stem had opgemerkt, dan liet hij dat in ieder geval niet merken.
“Jazeker, Eerste Steen. Ze zullen het erg waarderen.”
Irrien knikte.
“Dan zal het gebeuren op de manier waarop je het voorstelde. Maar ik zal degene zijn die het kind vermoord.”
“U, Eerste Steen?” vroeg de priester. Hij klonk verrast. “Maar waarom?”
Omdat het zijn overwinning was, niet die van de priester. Omdat Irrien degene was die zich een weg door de stad had gevochten, terwijl deze priesters waarschijnlijk veilig op de schepen hadden gezeten. Omdat hij degene was die een verwonding had opgelopen. Omdat Irrien zijn eigen moorden pleegde, in plaats het over te laten aan zijn minderen. Maar dat zei hij niet. Hij was deze mensen geen verklaringen schuldig.
“Omdat ik daarvoor kies,” zei hij. “Heb je daar bezwaar tegen?”
“Nee, Eerste Steen, geen bezwaar.”
Irrien genoot van de angst in zijn stem, niet vanwege de angst zelf, maar omdat het een herinnering aan zijn macht was. Dat was wat dit alles was. Het was net zo goed een verklaring van zijn overwinning als dankbaarheid aan de goden die toekeken. Het was een manier om deze stad te claimen en zich tegelijkertijd te ontdoen van een kind dat misschien zou proberen om zijn troon op te eisen als het oud genoeg was.
Omdat het een herinnering aan zijn macht was, keek hij toe terwijl de priesters aan hun slachtpartij begonnen. Ze stonden en knielden in nette rijen; de krijgers, de slaven, de kooplieden, en zij die claimden blauw bloed te hebben. Hij zag hun angst, hun gehuil, hun afkeer.
Achter hem begonnen de priesters te zingen. Ze zongen in eeuwenoude talen die volgens hen door de goden zelf geschonken waren. Irrien wierp een blik over zijn schouder en zag de hoogste priester een mes boven Stephania’s blote buik houden, klaar om te snijden terwijl zij vocht om weg te komen.
Irrien richtte zijn aandacht weer op degenen die toekeken. Dit ging om hen, niet om Stephania. Hij zag hun afschuw toen Stephania’s gesmeek in geschreeuw veranderde. Hij bestudeerde hun reacties, wie er onder de indruk waren, wie er bang waren, wie hem met een stille haat in de ogen aankeken, en wie van het spektakel leken te genieten. Hij zag één van de dienstmeisjes flauwvallen bij het aanzicht van wat er zich achter hem afspeelde, en nam zich voor om haar te straffen. Een ander meisje huilde zo hard dat een ander haar moest vasthouden.
Irrien had ondervonden dat het bestuderen van zij die hem dienden, hem meer over hen vertelde dan welke verklaring van loyaliteit dan ook. Stilletjes maakte hij een mentale aantekening van de slaven die nog niet volledig gebroken waren, en de aristocraten die met te veel jaloezie naar hem keken. Een wijs man liet zijn wantrouwen nooit los, zelfs niet wanneer hij al had gewonnen.
Stephania’s geschreeuw werd even scherper, en zwol aan tot een crescendo dat perfect getimed leek met het gezang van de priesters. Toen veranderde het in gejammer. Irrien betwijfelde dat ze dit zou overleven. Op dat moment kon het hem niet schelen. Ze vervulde haar doel door de wereld te laten zien dat hij hier de macht had. Al het andere was onnodig. Bijna onelegant.
Toen werd het gehuil van de mooiste edelvrouw van Delos vergezeld door het gehuil van haar baby. Irrien liep naar het altaar en spreidde zijn armen om de aandacht van de aanwezigen