Een Hemel Van Spreuken . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: De Tovenaarsring
Жанр произведения: Героическая фантастика
Год издания: 0
isbn: 9781632912664
Скачать книгу
was voorgoed verloren.

      De grond was gaan trillen, en het leek niet meer te stoppen. Reece worstelde om in balans te blijven terwijl hij bij de afgrond vandaan liep. Het voelde alsof de wereld om hem heen instortte. Wat had hij gedaan? Had hij het Schild vernietigd? De Ring? Had hij de grootste fout van zijn leven begaan?

      Reece stelde zichzelf gerust door de gedachte dat hij geen keus had gehad. De rots en het Zwaard waren simpelweg te zwaar voor hen om hier weg te krijgen—laat staan om er weer mee naar boven te klimmen—of om aan deze gewelddadige wilden te ontsnappen. Hij had zich in een wanhopige situatie bevonden, een situatie die om een wanhopige oplossing had gevraagd.

      Maar hun wanhopige situatie was nog niet veranderd. Reece hoorde het geluid van de duizenden wezens om hen heen, het irritante gekletter van hun tanden, hun gelach en hun gegrom. Ze klonken als een leger van jakhalzen. Het was duidelijk dat ze boos waren; hij had hun kostbare bezit weggenomen, en ze leken vastberaden om hem te laten boeten.

      Hoe slecht de situatie er enkele momenten eerder ook uit had gezien, het was nu nog veel slechter. Reece zag de anderen—Elden, Indra, O’Connor, Conven, Krog en Serna—allemaal vol afschuw neerkijken op de lava kuil, en vervolgens wanhopig om zich heen kijken. Duizenden Faws kwamen van alle kanten op hen af. Reece was erin geslaagd om het Zwaard te sparen, maar hij had niet verder gedacht, en had niet nagedacht over hoe hij zichzelf en de anderen in veiligheid kon brengen. Ze waren nog steeds compleet omsingeld, en er was geen uitweg.

      Reece was echter vastberaden om er één te vinden, en nu ze de last van het Zwaard niet meer hadden, konden ze tenminste snel bewegen.

      Reece trok zijn zwaard, en het distinctieve geluid van metaal sneed door de lucht. Waarom zouden ze afwachten tot die beesten aanvielen? Hij zou vechtend ten onder gaan.

      “AANVALLEN!” schreeuwde Reece naar de anderen.

      Ze trokken hun wapens en volgden hem op de voet terwijl hij recht op de menigte van Faws afstormde. Hij haalde uit met zijn zwaard en doodde hen links en rechts. Naast hem hief Elden zijn strijdbijl en hakte twee koppen tegelijk af, terwijl O’Connor zijn boog trok en al rennend pijlen afvuurde op iedereen die op zijn pad kwam. Indra snelde behendig naar voren en stak er twee in het hart met haar korte zwaard, terwijl Conven zijn beide zwaarden trok en schreeuwend als een gestoorde aanviel. Serna zwaaide zijn strijdknots rond en Krog zijn speer, en beschermde hun achter flank.

      Ze waren als een vechtmachine. Als één vochten ze hun weg door de dikke menigte terwijl ze wanhopig trachtten te ontsnappen. Reece leidde hen een kleine heuvel op en mikte op de hoger gelegen grond.

      Ze gleden uit terwijl ze klommen. De grond trilde nog steeds en de helling was steil en modderig. Ze verloren hun evenwicht en Reece werd door enkele Faws besprongen, die met hun klauwen naar hem uithaalden en hem beten. Hij draaide om zijn as en sloeg hen; ze waren erg volhardend en klampten zich aan hem vast, maar hij slaagde erin hen van zich af te werpen en hen neer te steken voor ze weer konden aanvallen. Reece bloedde hevig maar hij bleef doorvechten, zoals ze allemaal deden. Als ze maar konden ontsnappen.

      Terwijl ze eindelijk de hoger gelegen grond bereikten, pauzeerde Reece even. Hij stond daar, snakkend naar adem, en ving een glimp op van de rotswand van het Ravijn, voor die weer werd verzwolgen door de dikke mist. Hij wist dat het daar was, hun levenslijn naar de oppervlakte, en hij wist dat ze het moesten halen.

      Reece keek over zijn schouder en zag duizenden Faws de heuvel op stormen, zoemend, klappertandend. Het afschuwelijke geluid was luider dan ooit tevoren, en hij wist dat ze hen niet zouden laten gaan.

      “En ik dan?” sneed een stem door de lucht.

      Reece draaide zich om en zag Centra staan. Hij was nog steeds hun gevangene; hij stond naast de leider, en een andere Faw hield een mes tegen zijn keel.

      “Laat me niet achter!” schreeuwde hij. “Ze zullen me doden!”

      Reece stond daar, brandend van frustratie. Natuurlijk had Centra gelijk: ze zouden hem doden. Reece kon hem daar niet achterlaten; het zou tegen zijn eer ingaan. Tenslotte had Centra hen geholpen toen ze hulp nodig hadden.

      Reece aarzelde. Hij zag de rotswand van het Ravijn, hun uitweg, die verleidelijk op hen wachtte.

      “We kunnen niet voor hem teruggaan!” riep Indra. “Ze zullen ons allemaal doden.”

      Ze gaf een trap naar een Faw die op haar afkwam en het wezen viel achterover, waarna het van de helling gleed.

      “We hebben geluk als we levend kunnen ontsnappen!” riep Serna uit.

      “Hij is niet één van ons!” zei Krog. “We kunnen de groep niet in gevaar brengen voor hem!”

      Reece twijfelde. De Faws kwamen steeds dichterbij, en hij wist dat hij zijn beslissing niet kon uitstellen.

      “Je hebt gelijk,” gaf Reece toe. “Hij is niet één van ons. Maar hij heeft ons geholpen. En hij is een goede man. Ik kan hem niet aan de genade van die beesten overlaten. We laten niemand achter!” zei Reece stellig.

      Reece stond op het punt om weer naar beneden te klimmen, om terug te gaan voor Centra—maar plotseling brak Conven los van de groep en stormde naar beneden over de modderig helling. Hij hakte er op los terwijl hij naar beneden gleed, en doodde links en rechts Faws. Hij gooide zichzelf roekeloos de groep Faws in en wist zichzelf op de één of andere manier met niets dan vastberadenheid een weg door hen heen te banen.

      Reece kwam vlak achter hem in actie.

      “De rest blijft hier!” schreeuwde Reece. “Wacht tot wij terug zijn!”

      Reece ging achter Conven aan en haalde links en rechts uit naar Faws; hij haalde Conven in en dekte hem. Met zijn tweeën vochten ze zich een weg terug naar Centra.

      Conven stormde naar voren en brak door de groep Faws heen terwijl Reece zich een weg vocht naar Centra, die met wijd opengesperde ogen toekeek. Een Faw haalde een dolk tevoorschijn en stond op het punt om Centra zijn keel door te snijden, maar Reece gaf hem de kans niet: hij sprong naar voren en wierp zijn zwaard.

      Het zwaard vloog door de lucht en boorde zich in de keel van de Faw, slechts een seconde voordat het wezen Centra zou hebben gedood. Centra schreeuwde terwijl hij de dode Faw slechts enkele centimeters bij zijn gezicht vandaan zag.

      Tot Reece’ verassing ging Conven niet op Centra af; hij bleef de kleine heuvel oprennen, en Reece keek op om te zien wat hij ging doen. Conven leek suïcidaal. Hij baande zich een weg door de groep Faws die rond hun leider stonden, die zelf de strijd overzag vanaf zijn platform. Conven doodde hen links en rechts. Ze hadden het niet verwacht, en het gebeurde te snel voor hen om te reageren. Reece besefte ineens dat Conven het op hun leider gemunt had.

      Conven kwam steeds dichterbij, sprong in de lucht, hief zijn zwaard, en toen de leider eenmaal doorhad wat er gebeurde en probeerde te vluchten, stak Conven hem door het hart. De leider krijste het uit—en plotseling klonk er het gekrijs van tienduizenden Faws, alsof ze allemaal waren neergestoken. Het was alsof ze hetzelfde zenuwstelsel deelden—alsof Conven hen allemaal pijn had gedaan.

      “Dat had je niet moeten doen,” zei Reece tegen Conven, die zich weer bij hem voegde. “Nu heb je een oorlog veroorzaakt.”

      Terwijl Reece vol afschuw toekeek, explodeerde er een kleine heuvel, waaruit duizenden Faws stroomden. Reece besefte dat Conven hun queen bee had gedood, en deze dingen had opgehitst. De grond trilde door hun voetstappen, en ze stormden knarsetandend op Reece en Conven en Centra af.

      “RENNEN!” schreeuwde Reece.

      Reece gaf Centra, die verstijfd was van schrik, een duw en ze stormden terug naar de anderen terwijl ze zich een weg terug de modderige helling op vochten.

      Reece voelde hoe een Faw op zijn rug sprong en hem tegen de grond werkte. De Faw begon hem aan zijn enkels terug over de helling te sleuren, en hij bracht zijn slagtanden naar Reece’ nek.

      Er zeilde een pijl langs Reece’ hoofd, en er klonk het geluid van een pijl die zich door vlees heen boorde. Reece keek op en zag O’Connor op de heuveltop staan, zijn boog in zijn handen.

      Reece