Alistair wierp hem een veelbetekenende blik toe, en stormde de menigte in.
Er glipte een wezen voorbij dat met zijn klauwen naar Thor uithaalde, en Krohn besprong hem grommend, en werkte hem tegen de grond. Toen sprong er nog een wezen op Krohns rug, en Thor doodde het.
Erec werd door één van de wezens besprongen, en Thor stormde naar voren. Hij greep het beest met beide handen vast, tilde het hoog boven zijn hoofd en wierp het naar een groep andere wezens, die tegen de grond gingen. Er kwam nog een beest op Kendrick af, die het niet zag aankomen, en Thor stak het beest met zijn dolk in zijn keel, net voordat het zijn tanden in Kendricks schouder kon zetten. Thor had het gevoel dat dit het minste was dat hij kon doen om wat hij had gedaan goed te maken. Het voelde goed om weer aan hun kant te vechten, aan de goede kant; het voelde goed om weer te weten wie hij was, en om te weten voor wie hij vocht.
Terwijl Rafi daar stond, met zijn armen uitgestrekt, en de ondoden uit het diepst van de aarde omhoog bleven komen, wist Thor dat ze hen niet veel langer tegen zouden kunnen houden. Ze werden omgeven door een zwarte zwerm terwijl de ondoden op hen af stormden. Thor wist dat hij en zijn mensen spoedig door hen verteerd zouden worden. Maar hij zou in ieder geval aan de goede kant van de strijd ten onder gaan.
HOOFDSTUK TWEE
Luanda vocht met al haar kracht terwijl Romulus haar steeds verder de brug op sleurde. Ze schreeuwde en zwaaide wild met haar armen, begroef haar nagels in zijn huid en deed alles wat ze kon om zichzelf te bevrijden. Maar zijn armen waren gespierd als rotsen, en zijn schouders te breed. Hij hield haar als een python in zijn greep, en ze werd bijna fijngeknepen. Haar ribben deden zoveel pijn dat ze nauwelijks kon ademhalen.
Ondanks dat alles maakte ze zich nog niet eens het meest zorgen om zichzelf. Ze keek op en zag het uitgestrekte leger van soldaten van het Rijk aan de andere kant van de brug staan, wachtend, hun wapens klaar. Ze wachtten tot het Schild uitgeschakeld zou worden, zodat ze de brug op konden. Luanda keek om en bekeek de vreemde mantel die Romulus droeg. De mantel leek te vibreren en te gloeien terwijl hij haar droeg, en ze voelde dat zij op de één of andere manier de sleutel was om het Schild uit te schakelen. Het moest wel iets met haar te maken hebben. Waarom zou hij haar anders kidnappen?
Luanda voelde zich overspoeld worden door een nieuwe vastberadenheid: ze moest zichzelf bevrijden—niet alleen voor zichzelf, maar voor haar koninkrijk, haar mensen. Als Romulus het Schild zou uitschakelen, zouden die duizenden mannen aan de andere kant als een zwerm sprinkhanen op de Ring afkomen. Ze zouden alles wat er nog van haar thuisland over was vernietigen, en dat kon ze simpelweg niet toelaten.
Luanda haatte Romulus met alles dat ze had; ze haatte iedereen uit het Rijk, en Andronicus nog het meest. Ze voelde de koude wind tegen haar kale hoofd, en ze gromde terwijl ze zich herinnerde hoe vernederend het was geweest toen die beesten haar haren hadden afgeschoren. Ze wilde niets liever dan hen stuk voor stuk doden.
Toen Romulus haar uit het kamp van Andronicus had bevrijd, had Luanda eerst gedacht dat haar een afschuwelijk lot werd bespaard, dat ze niet langer als een dier in Andronicus’ Rijk zou hoeven leven. Maar Romulus bleek nog veel erger dan Andronicus. Ze wist zeker dat hij haar zou doden zodra ze de brug over waren—als hij haar niet eerst zou martelen. Ze moest een manier vinden om te ontsnappen.
Romulus leunde naar voren en fluisterde in haar oor. Het diepe, schorre geluid liet de haren in haar nek overeind staan.
“Het duurt nu niet lang meer, mijn liefste,” zei hij.
Ze moest snel handelen. Luanda was geen slaaf; ze was de eerstgeboren dochter van een koning. Er stroomde koninklijk bloed door haar aderen, het bloed van krijgers, en ze vreesde niemand. Ze zou doen wat ze moest om het tegen haar vijanden op te nemen; zelfs iemand die zo grotesk en machtig was als Romulus.
Luanda schraapte haar laatste restje kracht bij elkaar, en in één snelle beweging draaide ze zich om en zette ze haar tanden in Romulus’ nek. Ze beet met al haar kracht, totdat zijn bloed over haar gezicht spoot en hij haar krijsend van de pijn losliet.
Luanda kwam op haar knieën terecht en ging ervandoor, terug de brug over, terug naar haar thuisland.
Ze hoorde zijn voetstappen achter zich. Hij was veel sneller dan ze zich had voorgesteld, en terwijl ze achterom keek, zag ze hem op haar afstormen met een razende blik in zijn ogen.
Ze zag het vasteland van de Ring voor zich liggen, op nauwelijks zes meter afstand, en ze rende nog harder.
Ze was nog maar enkele stappen bij het begin van de brug verwijderd toen Luanda ineens een afschuwelijke pijn in haar ruggengraat voelde. Romulus had zijn elleboog tegen haar rug gezet en het voelde alsof hij haar zou verpletteren terwijl ze met haar gezicht naar beneden tegen de grond ging.
Nauwelijks een seconde later zat Romulus op haar. Hij draaide haar om en sloeg haar in haar gezicht. Hij raakte haar zo hard dat de pijn via haar kaak door haar hele gezicht ging, en ze bijna het bewustzijn verloor.
Luanda voelde hoe ze hoog boven Romulus’ hoofd werd opgetild, en ze keek vol afschuw toe hoe hij naar de rand van de brug liep, met de intentie om haar over de rand te gooien. Hij schreeuwde van woede terwijl hij daar stond.
Luanda zag de steile val, en wist dat ze er geweest was.
Maar Romulus stond met trillende handen bij de afgrond, en leek na te denken. Terwijl haar leven aan een zijden draadje hing, leek hij van gedachten te veranderen. Hij wilde duidelijk niets liever dan haar over de rand gooien—maar hij kon het niet. Hij had haar nodig om zijn doel te bereiken.
Uiteindelijk liet hij haar zakken. Hij sloot zijn armen stevig om haar heen, en kneep het leven bijna uit haar. Toen haastte hij zich weer de brug over, richting zijn mensen.
Deze keer bleef Luanda slap in zijn armen hangen, half bewusteloos van de pijn. Er was niets meer dat ze kon doen. Ze had het geprobeerd—en ze had gefaald. Nu kon ze niets anders doen dan toekijken hoe ze haar lotsbestemming tegemoet ging. De wervelende mist van het Ravijn rees op en verdween weer net zo snel. Luanda had het gevoel alsof ze naar een andere planeet werd meegenomen, naar een plek waarvan ze nooit meer zou terugkeren.
Eindelijk bereikten ze de andere kant van het Ravijn, en terwijl Romulus zijn laatste stap zette, begon de mantel om zijn schouders te vibreren en fel rood te gloeien. Romulus liet Luanda als een oude aardappel op de grond vallen, en ze viel hard.
Romulus’ soldaten, die bij de rand van de brug stonden, staarden hem aan. Ze waren duidelijk bang om te testen of het Schild echt was uitgeschakeld.
Romulus greep geïrriteerd één van de soldaten, tilde hem boven zijn hoofd en gooide hem de brug op, recht op de onzichtbare muur af die eens het Schild was. De soldaat schreeuwde en zette zich schrap voor een zekere dood, verwachtend dat hij in as op zou gaan.
Maar deze keer gebeurde er iets anders. De soldaat vloog door de lucht, belandde op de brug, en rolde door. De soldaten keken verbijsterd toe hoe hij tot een halt kwam—levend.
De soldaat, die nog het meest geschokt van iedereen was, ging rechtop zitten en keek hen aan. Hij had het gehaald. En dat kon maar één ding betekenen: het Schild was uitgeschakeld.
Romulus’ leger begon te juichen, en als één stormden ze de brug op. Luanda kromp ineen en trachtte uit de weg te blijven terwijl ze als een kudde olifanten langs haar denderden.
Haar land zoals ze het kende was er geweest.
HOOFDSTUK DRIE
Reece stond bij de rand van de lava kuil en keek vol ongeloof naar beneden terwijl de grond onder hem hevig trilde. Hij kon nauwelijks bevatten wat hij zojuist had gedaan. Zijn spieren deden nog steeds pijn van het dragen van de rots.
Hij had zojuist met machtigste wapen in de Ring vernietigd, het wapen van de legende, het zwaard van zijn voorouders, het wapen van de Uitverkorene, het enige wapen dat het Schild in stand hield. Hij had het in een kuil met gesmolten vuur gegooid en hij had