Maar de cijfers hingen nog steeds in zijn hoofd: 23h 06m 29.283s, −05° 02′ 28.59.
HOOFDSTUK TWEE
Kevin wist niet of hij zich ooit zo moe had gevoeld als toen hij en zijn moeder de parkeerplaats van de school op reden. Het plan was proberen om zo normaal mogelijk door te gaan, maar hij had het gevoel dat hij ieder moment in slaap kon vallen. Dát was allesbehalve normaal.
Het kwam waarschijnlijk door de behandelingen. Hij had de laatste paar dagen veel behandelingen gehad. Zijn moeder had nog meer dokters gevonden, en ze hadden allemaal een ander plan gehad voor hoe ze hem in ieder geval meer tijd konden geven. Dat was wat ze hadden gezegd, elke keer. Hun woorden maakten duidelijk dat zelfs dat uitzonderlijk zou zijn, en dat ze niet konden hopen hem te genezen.
“Fijne dag op school, lieverd,” zei zijn moeder. Er was iets onnatuurlijks aan haar toon, een broze rand die hem vertelde hoe hard ze haar best moest doen om een glimlach op haar gezicht te toveren. Kevin wist dat ze het voor hem deed, en hij deed zelf ook zijn best.
“Ik zal mijn best doen, mam,” verzekerde hij haar, en hij kon horen dat zijn eigen stem ook niet natuurlijk klonk. Het was alsof ze allebei een andere rol speelden omdat ze bang waren voor de waarheid. Kevin speelde zijn rol omdat hij zijn moeder niet weer wilde zien huilen.
Hoe vaak had ze nu al niet gehuild? Hoeveel dagen waren er verstreken sinds ze dr. Markham hadden gesproken? Kevin wist het niet meer. Hij was een dag of twee van school thuisgebleven, waarna het duidelijk was geworden dat ze dat allebei niet wilden. Dan waren er de schooldagen geweest, afgewisseld met tests en therapie. Er waren injecties en bloedtests geweest, supplementen omdat zijn moeder op internet had gelezen dat ze konden helpen, en gezond eten dat niets met pizza te maken had.
“Ik wil gewoon dat alles zo normaal mogelijk is,” zei zijn moeder. Geen van beide sprak over het feit dat als dit een normale dag was geweest, Kevin de bus zou hebben genomen naar school, en ze zich geen zorgen hadden hoeven maken over wat er normaal was en wat niet.
Of dat hij op een normale dag niet had hoeven verbergen wat er met hem aan de hand was, of dat hij dankbaar moest zijn dat zijn beste vriendin naar een andere school was gegaan na de laatste keer dat hij en zijn moeder waren verhuisd, zodat ze dit niet hoefde te zien. Hij had Luna al dagen niet gebeld, en haar berichten stapelden zich op. Kevin negeerde ze, omdat hij niet wist hoe hij ze moest beantwoorden.
Kevin voelde de ogen op zich branden vanaf het moment waarop hij de school binnenging. Er gingen geruchten rond, ondanks het feit dat niemand zeker wist wat er met hem aan de hand was. Een stukje verderop zag hij een leraar, meneer Williams. Op een normale dag had Kevin langs hem heen kunnen lopen zonder de aandacht te trekken. Kevin was niet een van de scholieren die de leraren goed in de gaten hielden omdat ze altijd problemen veroorzaakten. Nu hield de leraar hem tegen. Hij bekeek hem van top tot teen, alsof hij verwachtte dat Kevin elk moment dood kon neervallen.
“Hoe voel je je, Kevin?” vroeg hij. “Ben je in orde?”
“Het gaat prima, meneer Williams,” verzekerde Kevin hem. Het was makkelijker om dat te zeggen dan de waarheid: dat hij zich zorgen maakte over zijn moeder, dat hij constant moe was door alle behandelingen, dat hij bang was voor wat er ging gebeuren.
Dat de cijfers nog steeds door zijn hoofd spookten.
23h 06m 29.283s, −05° 02′ 28.59. Ze bleven in zijn hoofd zitten, als een pad op de weg die niet opzij wilde gaan, onmogelijk om te vergeten, onmogelijk om te negeren, hoe hard Kevin het ook probeerde.
“Nou, laat het ons maar weten als je iets nodig hebt,” zei de leraar.
Kevin wist niet wat hij daarop moest zeggen. Het was een van die dingen die mensen zeiden waar hij eigenlijk niets aan had. Het enige wat hij nodig had was wat ze hem niet konden geven: dit allemaal ongedaan maken, hem weer een normaal leven geven. Leraren wisten heel veel, maar dat wisten ze niet.
Toch probeerde hij te doen alsof alles normaal was gedurende zijn wiskundeles, en het grootste deel van de geschiedenisles daarna. Mevrouw Kapinski vertelde hun over de vroege Europese geschiedenis, waarvan Kevin zeker wist dat het niet in een tentamen behandeld zou worden. Maar het was blijkbaar waar ze op was afgestudeerd, dus ze hadden het er vaker over dan nodig was.
“Wisten jullie dat de meeste Romeinse resten die in Noord-Europa zijn gevonden niet echt Romeins zijn?” zei ze. Over het algemeen vond Kevin de lessen van mevrouw Kapinski wel leuk. Ze was niet bang om af te dwalen en dieper in te gaan op allerlei fragmenten uit het verleden die in haar op kwamen. Het herinnerde hem aan hoeveel er was gebeurd voordat zij op de wereld waren gekomen.
“Dus ze zijn nep?” vroeg Francis de Longe. Normaal gesproken zou Kevin degene zijn geweest die zo’n vraag had gesteld, maar nu genoot hij van de kans om stil te zijn, bijna onzichtbaar.
“Niet precies,” zei mevrouw Kapinski. “Als ik zeg dat ze niet Romeins zijn, bedoel ik dat het restanten zijn die zijn achtergelaten door mensen die nooit in de buurt zijn geweest van wat nu Italië is. Het waren lokale mensen, maar naarmate de Romeinen meer gebieden veroverden, besefte de bevolking dat ze zich het best konden aanpassen aan de Romeinse gebruiken. De manier waarop ze zich kleedden, de huizen waarin ze woonden, de taal die ze spraken… Ze veranderden alles om duidelijk te maken aan welke kant ze stonden, omdat ze dan meer kans hadden op een goede positie in die nieuwe orde.” Ze glimlachte. “Maar toen de opstanden tegen Rome begonnen, werd het heel belangrijk om die symbolen níét te gebruiken.”
Kevin probeerde het zich voor te stellen: dezelfde mensen op een plek, die veranderden wie ze waren terwijl het politieke tij veranderde. Hun hele identiteit veranderde afhankelijk van wie er regeerde. Hij bedacht zich dat het een beetje was zoals bij de populaire groepjes op school, waar de leerlingen probeerden de juiste kleren te dragen en de juiste dingen te zeggen. Toch kon hij het zich lastig voorstellen, en niet alleen vanwege de beelden van landschappen die zijn hoofd binnensijpelden.
Dat was waarschijnlijk het enige positieve aan wat er met hem aan de hand was: de symptomen waren onzichtbaar. Tegelijkertijd was het ook wat hem het meest beangstigde. Er was iets wat hem doodde, en als men er nog niet van afwist, zouden ze er nooit achter hoeven komen. Hij kon hier gewoon zitten en niemand zou ooit…
Kevin voelde het visioen komen. Het welde in hem op als een soort van druk die zich in zijn lichaam opbouwde. Hij werd overspoeld door een golf van duizeligheid, het gevoel van de wereld die leek weg te zwemmen terwijl hij verbinding maakte met iets… anders. Hij wilde opstaan om te vragen of hij weg mocht, maar het was al te laat. Hij voelde zijn benen onder zich wegzakken en zakte in elkaar.
Hij keek naar dezelfde landschappen als voorheen, waar de lucht een rare kleur had en de bomen te verdraaid waren. Hij zag het verblindende vuur dat van alle kanten tegelijk leek te komen. Hij had het allemaal al eerder gezien. Maar nu was er een nieuw element: een vaag pulseren dat zich in regelmatige intervallen leek te herhalen, zo precies als een tikkende klok.
Een deel van Kevin wist dat het een klok moest zijn, net zoals hij instinctief wist dat het een klok was die naar iets aftelde, in plaats van alleen de tijd aan te geven. De pulsen leken geleidelijk aan intenser te worden, alsof ze opbouwen naar een ver crescendo. Hij hoorde een woord in een taal die hij niet had kunnen begrijpen, maar hij begreep het wel.
“Wacht.”
Kevin wilde vragen wat het was waar hij op moest wachten, of hoe lang, of waarom. Maar dat deed hij niet, deels omdat hij niet wist aan wie hij het moest vragen, en deels omdat het moment net zo snel voorbijging als dat het gekomen was. Kevin rees op uit de duisternis en merkte dat hij op de vloer van het klaslokaal lag. Ms. Kapinski stond over hem heen gebogen.
“Blijf nog even rustig liggen, Kevin,” zei ze. “Ik heb de schoolarts geroepen. Hal komt er zo aan.”
Ondanks haar instructies ging Kevin rechtop zitten. Hij wist inmiddels wel hoe dit voelde.
“Ik ben in orde,” verzekerde hij haar.
“Ik denk