Reece kon het niet helpen; hij had het gevoel van wel. Hij had het gevoel dat het zijn lot was om haar weer tegen te komen, misschien om hem nog een laatste kans te geven voor zijn bruiloft.
“Wat het lot samenbrengt, kan geen mens uit elkaar halen,” zei Stara.
Haar woorden drongen diep tot hem door terwijl ze in zijn ogen keek en hem betoverde.
“Er zijn zoveel factoren geweest die getracht hebben ons uit elkaar te houden,” zei Stara. “Onze clans. Onze thuislanden. Een zee. Tijd… En toch is het niet gelukt. Er zijn vele jaren voorbij gegaan, en onze liefde is nog even sterk. Is het toeval dat we elkaar treffen voor je op het punt staat te trouwen? Het lot probeert ons iets te vertellen. Het is nog niet te laat.”
Reece keek haar aan, en zijn hart ging hevig tekeer. Ze keek hem aan. Haar doorzichtige ogen weerspiegelden de hemel en de oceaan, en hij zag niets dan liefde. Hij had zich nog nooit zo verward gevoeld en was niet in staat om helder na te denken.
“Misschien moet ik de bruiloft aflasten,” zei hij.
“Het is niet aan mij om dat voor je te beslissen,” antwoordde ze. “Je moet in je eigen hart zoeken.”
“Op dit moment,” zei hij, “vertelt mijn hart me dat jij degene bent van wie ik hou. Jij bent degene waar ik altijd van heb gehouden.”
Ze keek hem doordringend aan.
“Ik heb nooit van iemand anders gehouden,” zei ze.
Reece kon zichzelf niet helpen. Hij leunde naar voren, en zijn lippen ontmoetten de hare. Hij voelde de wereld om zich heen smelten. Hij voelde hoe hij werd ondergedompeld in liefde terwijl ze hem terug kuste.
Ze hielden de kus tot ze buiten adem waren, tot Reece besefte dat hij, ondanks alles, nooit met iemand anders dan Stara zou kunnen trouwen.
HOOFDSTUK VIER
Gwendolyn stond op een gouden brug. Terwijl ze de reling vast hield, keek ze over de rand en zag een woeste rivier onder zich door stromen. De stroomversnellingen brulden en resen steeds hoger. Ze kon de waterspetters zelfs van hier voelen.
“Gwendolyn, mijn liefde.”
Gwen draaide zich om en zag Thorgrin aan de andere kant van de rivier staan, misschien zes meter verderop. Hij strekte glimlachend een hand naar haar uit.
“Kom naar me toe,” smeekte hij. “Steek de rivier over.”
Opgelucht om hem te zien begon Gwen naar hem toe te lopen—tot een andere stem haar abrupt halt deed houden.
“Moeder,” klonk een zachte stem.
Gwen draaide zich om en zag een jongen van misschien tien jaar oud op de andere oever staan. Hij was lang en trots, met brede schouders, een nobele kin, een sterke kaak en glinsterende grijze ogen. Net als zijn vader. Hij droeg een schitterende, glimmende wapenrusting van een materiaal dat ze niet herkende, en hij had de wapens van een krijger om zijn riem. Ze kon zijn kracht zelfs vanaf hier voelen. Een onbedwingbare kracht.
“Moeder, ik heb je nodig,” zei hij.
De jongen strekte zijn hand uit, en Gwen wilde naar hem toe lopen.
Gwen keek van Thor naar haar zoon, die elk een hand naar haar uit strekten, en ze voelde zich verscheurd. Ze wist niet welke kant ze op moest.
Ineens, terwijl ze daar stond, stortte de brug onder haar in.
Gwendolyn schreeuwde terwijl ze naar beneden stortte.
Gwen viel in het ijskoude water en kwam snakkend naar adem boven. Ze zag haar zoon en haar man beiden hun handen naar hun uitstrekten. Ze hadden haar nodig.
“Thorgrin!” riep ze uit. Toen: “Mijn zoon!”
Gwen reikte naar hen, schreeuwend—tot ze voelde hoe ze over de rand van een waterval viel.
Gwen gilde. Ze verloor hen uit het zicht en stortte tientallen meters naar beneden, op de rotsen af.
Gwendolyn werd schreeuwend wakker.
Ze keek om zich heen, badend in het zweet, en vroeg zich verward af waar ze was,
Ze besefte dat ze in een bed lag, in een schemerige kasteelkamer, met fakkels aan de muren. Ze knipperde een paar keer met haar ogen en probeerde te begrijpen wat er was gebeurd. Langzaam begon ze te beseffen dat het allemaal maar een droom was geweest. Een afschuwelijke droom.
Gwens ogen begonnen aan het duister te wennen, en ze zag een aantal bedienden in de kamer. Ze zag Illepra en Selese aan weerszijden van haar bed staan. Ze drukten koude kompressen tegen haar armen en benen. Selese veegde zachtjes het zweet van haar voorhoofd.
“Shhh,” stelde Selese haar gerust. “Het was maar een droom, mijn vrouwe.”
Gwendolyn voelde een hand in de hare knijpen, en haar hart zwol toen ze Thorgrin zag. Hij knielde aan haar zijde, zijn ogen stralend van vreugde om haar wakker te zien.
“Mijn liefde,” zei hij. “Je bent in orde.”
Gwendolyn knipperde met haar ogen en probeerde te achterhalen waar ze was, waarom ze in bed lag, en wat al deze mensen hier deden. Toen, ineens, terwijl ze probeerde te bewegen, voelde ze een afschuwelijke pijn in haar buik—en toen herinnerde ze zich het.
“Mijn baby!” riep ze uit, ineens in paniek. “Waar is hij? Leeft de jongen?”
Gwen keek wanhopig naar de gezichten om haar heen. Thor kneep in haar hand en glimlachte breed, en ze wist dat alles goed was. Die glimlach vertelde haar dat alles goed was in haar leven.
“Hij leeft, ja,” antwoordde Thor. “Dank god. En Ralibar. Ralibar heeft jullie hierheen gevlogen, net op tijd.”
“Hij is helemaal gezond,” voegde Selese toe.
Ineens klonk er een schreeuw, en Gwendolyn zag Illepra naar haar toe lopen met de huilende baby in haar armen, gewikkeld in een deken.
Gwendolyns hart werd overspoeld door opluchting, en ze barstte in tranen uit. Ze begon hysterisch te huilen. Ze was zo opgelucht, ze huilde van vreugde. De baby leefde nog. Zij leefde nog. Ze hadden het overleefd. Op de één of andere manier hadden ze deze afschuwelijke nachtmerrie doorstaan.
Ze was nog nooit in haar leven zo dankbaar geweest.
Illepra leunde naar voren en legde de baby op Gwens borst.
Gwendolyn ging rechtop zitten en bekeek hem. Ze voelde zich herboren bij zijn aanraking, zijn gewicht in haar armen, zijn geur, hoe hij eruit zag. Ze wiegde hem en hield hem tegen zich aan. Gwendolyn voelde hoe ze werd overspoeld door golven van liefde voor hem. Ze kon het nauwelijks geloven; ze had een baby.
Terwijl hij in haar armen werd gelegd, stopte de baby ineens met huilen. Hij werd heel stil, opende zijn ogen, en keek haar recht aan.
Gwen voelde een schok door haar lichaam heen trekken terwijl hun blikken elkaar ontmoetten. De baby had Thors ogen—grijze, glinsterende ogen die uit een andere dimensie leken te komen. Ze staarden dwars door haar heen. Terwijl ze terug staarde, had Gwendolyn het gevoel alsof ze hem uit een andere tijd kende.
Op dat moment voelde Gwen een sterkere band met hem dan ze met wie dan ook in haar leven had gehad. Ze hield hem stevig tegen zich aan en zwoer hem nooit meer te laten gaan. Ze zou door het vuur gaan voor hem.
“Hij heeft jouw features, mijn vrouwe,” zei Thor glimlachend tegen haar, terwijl hij voorover leunde.
Gwen glimlachte terug, huilend, overspoeld door emoties. Ze was nog nooit in haar leven zo gelukkig geweest. Dit was alles dat ze ooit had gewild, hier zijn met Thorgrin en hun kind.
“Hij heeft jouw ogen,” antwoordde Gwen.
“Het enige dat hij nog niet heeft is een naam,” zei Thor.
“Misschien