Avery liep langzaam de schemerige hal van het flatgebouw binnen, met Ramirez naast zich, en zoals altijd wanneer ze een plaats delict betrad, bonsde haar hart verwachtingsvol. Op dit moment wilde ze allesbehalve hier zijn.
Ze zette het van zich af. Ze trok een neutraal gezicht en dwong zichzelf om elk detail nauwkeurig in zich op te nemen, hoe klein ook.
De deur van het appartement stond open. De agent die buiten stond deed een stap achteruit en hield het politielint omhoog zodat Avery en de anderen naar binnen konden gaan.
Door een smalle gang kwamen ze in de woonkamer. Verderop in de hal was de toegang tot de keuken. Op het eerste gezicht viel er niets bijzonders op; gewoon een heel leuk appartement van iemand. De muren waren lichtgrijs geschilderd. Overal hingen boekenplanken. Op de vloer lagen stapels boeken. Er hingen planten voor de ramen. Tegenover de tv stond een groene bank. In de enige slaapkamer was het bed was keurig opgemaakt met een witte, kanten sprei.
Het enige verontrustende element was een ontbrekend tapijt in de woonkamer. Een stoffige rand en een donkere verkleuring was gemarkeerd met talloze gele politielabeltjes.
“Wat heeft de forensische dienst hier gevonden?” vroeg Avery.
“Niets,” zei O’Malley. “Geen vingerafdrukken. Geen camerabeelden. We tasten op het ogenblik helemaal in het duister.”
“Werd er iets meegenomen uit het appartement?”
“Voor zover we weten niet. De vaas met muntjes zit vol. Haar kleren liggen netjes gestapeld, met geld en haar identiteitskaart nog in de zakken.”
Avery nam haar tijd in het appartement.
Zoals gewoonlijk deelde ze de ruimte op in kleine secties en onderzocht deze een voor een heel nauwkeurig: de muren, de vloeren, de houten plinten, de snuisterijen op de planken. Een foto van het slachtoffer met twee vriendinnen viel haar op. Avery bedacht dat ze hun namen te weten moest komen en contact met hen moest opnemen. Ze analyseerde de boeken op de planken en de stapels op de vloer. Enkele boeken waren typische vrouwenromans, maar het overgrote deel ging over spiritualiteit: zelfhulp boeken en religieuze boeken.
Godsdienst, dacht Avery.
Het slachtoffer had een ster boven het hoofd.
Een Davidster?
Nu ze het lichaam op de boot had gezien en het appartement had onderzocht, begon Avery een beeld van de moordenaar in haar hoofd te vormen. Hij had ongetwijfeld toegeslagen in de hal. De moord was uiterst snel gebeurd, hij had geen sporen achtergelaten en geen fouten gemaakt. Hij had de kleren en de bezittingen van het slachtoffer netjes achtergelaten en het appartement verder niet verstoord. Alleen het tapijt ontbrak en die plek en de randen ervan waren stoffig. Dit had waarschijnlijk de woede van de moordenaar aangewakkerd.
Als hij zo nauwgezet te werk was gegaan, vroeg Avery zich af, waarom had hij dan het stof van het tapijt niet weggeveegd? Waarom had hij het tapijt überhaupt meegenomen? Waarom had hij niet alles in een perfecte staat achtergelaten? Ze werkte een scenario uit: hij had haar bij haar hals gegrepen, haar kleren uitgetrokken, deze opgeborgen en alles netjes achtergelaten. Maar toen had hij haar in het tapijt gerold en haar als een woesteling naar buiten gedragen.
Ze liep naar het raam en staarde omlaag naar de straat. Er waren een paar plaatsen waar iemand zich kon verstoppen en het appartement ongemerkt in het oog kon houden. Een plaats in het bijzonder trok haar aandacht: een donker, smal steegje achter een afsluiting. Zat je daar? dacht ze bij zichzelf. Om te kijken? Om op het juiste moment te wachten?
“Nou?” zei O’Malley. “Wat denk je?”
“We hebben te maken met een seriemoordenaar.”
HOOFDSTUK VIER
“De moordenaar is een man en hij is sterk,” ging Avery verder. “Hij heeft duidelijk het slachtoffer overvallen en haar daarna naar de haven gedragen. Het lijkt wel een persoonlijke afrekening.”
“Hoe weet je dat?” vroeg Holt.
“Waarom zou hij zo’n moeite doen voor een willekeurig slachtoffer? Er lijkt niets te zijn gestolen, dus was het geen inbraak. Hij was met alles heel nauwkeurig, behalve met het tapijt. Als je zoveel tijd besteedt aan het plannen van een moord, het uitkleden van het slachtoffer en haar kleren en bezittingen netjes opbergt, waarom zou je dan spullen van haar meenemen? Dat lijkt op een heel goed voorbereide actie. Hij wilde iets meenemen. Misschien om zijn macht te tonen? Gewoon omdat hij het kon? Ik weet het niet. En haar achterlaten op een boot? Naakt en duidelijk zichtbaar in de haven? Deze kerel wil gezien worden. Hij wil dat iedereen weet dat hij deze moord gepleegd heeft. Het is heel goed mogelijk dat we weer te maken hebben met een seriemoordenaar. Welke beslissing je ook neemt over wie deze zaak onderzoekt,” zei ze en ze wierp een blik op O’Malley, “je kunt het maar beter heel snel doen.”
O’Malley richtte zich tot Holt. “Will?”
“Je weet hoe ik erover denk,” snauwde Holt.
“Maar je volgt de opdracht van de burgemeester?”
“Je maakt een vergissing.”
“Maar?”
“De burgemeester beslist.”
O’Malley richtte zich weer tot Avery. “Ben je klaar voor zo’n zaak?” vroeg hij. “Wees eerlijk. Je hebt net een zaak opgelost van een heel opvallende seriemoordenaar, waarbij de pers je voortdurend op de hielen zat. Ook nu weer zullen alle ogen op jou gericht zijn, maar dit keer let vooral de burgemeester goed op wat je doet. Hij heeft speciaal naar jou gevraagd.”
Avery’s hart ging sneller kloppen. Als politieagent zette ze zich graag in voor een betere wereld, maar seriemoordenaars opsporen en de doden wreken was waar ze écht naar verlangde. “We hebben ook nog heel wat andere onopgeloste zaken,” zei ze. “En een rechtszaak.”
“Dat kan ik allemaal aan Thompson en Jones overdragen. Jij kunt toezicht houden op wat ze doen. Als je deze zaak aanneemt, moet deze je volledige aandacht hebben.”
Avery richtte zich tot Ramirez. “Doe je mee?”
“Ik doe mee,” knikte hij ernstig.
“We doen het,” zei ze.
“Goed,” verzuchtte O’Malley. “Dit is vanaf nu jouw zaak. Hoofdinspecteur Holt en zijn mannen zorgen voor het lichaam en het appartement. Je zult gedurende het hele onderzoek volledige toegang hebben tot alle dossiers, en hun volledige medewerking krijgen. Will, bij wie kunnen ze terecht als ze meer informatie nodig hebben?”
“Rechercheur Simms,” zei hij.
“Simms is de leidinggevende rechercheur die je vanmorgen hebt gezien,” zei O’Malley, “blond, donkere ogen, harde kerel. De boot en het appartement worden allebei door bureau A7 bekeken. Simms neemt meteen contact met jullie op als er aanwijzingen zijn. Misschien moeten jullie nu eerst en vooral met de familie gaan praten. Kijk wat je kunt ontdekken. Als je het bij het rechte eind hebt, en dit is inderdaad iets persoonlijks, dan hebben zij er misschien iets mee te maken of kunnen ze jullie nuttige informatie geven.”
“We gaan aan de slag,” zei Avery.
Na een telefoontje met rechercheur Simms kwam Avery te weten dat de ouders van het slachtoffer iets verder noordelijker woonden, net buiten Boston, in het stadje Chelsea.
De familie op de hoogte brengen van het slechte nieuws was het op een na ergste aspect van haar functie vond Avery. Hoewel ze goed met mensen om kon gaan, was er altijd net nadat men te horen had gekregen dat er een dierbare was overleden, zo’n moment waarop er een heleboel complexe emoties loskwamen. Psychologen noemden dit de vijf stappen van het rouwproces, Avery noemde het een langzame kwelling. Eerst was er de ontkenning. Vrienden en familie wilden precies alles over het lichaam weten; informatie die hen nog meer verdriet bezorgde. En hoeveel informatie Avery hun ook gaf, nooit konden naasten de gruwel helemaal begrijpen. Daarna kwam de woede: tegenover de politie, tegenover de hele wereld, tegenover iedereen. Daarop volgde ongeloof. “Weet je zeker dat ze dood zijn? Misschien leven ze nog?” Soms kwamen de vragen vlug, soms duurde het jaren. De laatste twee stappen deden zich meestal