Brieven uit en over Amerika. Gerritsen Carel Victor. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Gerritsen Carel Victor
Издательство: Public Domain
Серия:
Жанр произведения: Книги о Путешествиях
Год издания: 0
isbn:
Скачать книгу
wordt nu nog overtroffen door Amerika, waarvan de volksvertegenwoordiging eene uitnoodiging zond, onder bijvoeging, dat de leden en hunne dames van 7 tot 24 September als gasten van het Amerikaansche volk zouden worden beschouwd.

      Ongeveer 250 personen hebben aan die uitnoodiging gehoor gegeven en deze maken nu kennis met de wijze waarop Amerika’s bevolking die taak van gastvrouw vervult.

      De conferentie was voor 12, 13 en 14 September te St. Louis uitgeschreven, maar reeds den 6den Sept. trad de gastvrouw in functie en van dien datum af putten een aantal personen en comités zich uit, om den gasten het verblijf op Amerikaanschen bodem zoo aangenaam mogelijk te maken. De leden en hunne dames waren nog te New-York, toen zij op 6 September genoodigd werden voor een boot-tocht op de Hudson-rivier. Door het departement van Marine was een tweetal groote stoombooten beschikbaar gesteld, en het departement van Oorlog ontving de leden op een lunch te West-Point op de terreinen der zoo prachtig gelegen opleidingsschool voor officieren. Met een extra-trein keerde het gezelschap ’s avonds laat naar New-York terug. Den volgenden ochtend, 9 uur, moesten allen gepakt en gezakt zich bevinden aan het station van den Pennsylvania Spoorweg, want van dáár zou de reis naar St. Louis aanvangen. Met twee extra treinen, elk samengesteld uit 10 Pullman Cars, werd de reis volbracht.

      Na een paar uur sporens waren wij te Philadelphia. Het bestuur dier gemeente onthaalde het gezelschap op een lunch, een rit door de stad en haar prachtige omgeving, die ons op menig punt aan Zwitserland herinnerde, en eindelijk op een diner in den tuin van een dier groote clubs, waaraan elke stad in Amerika zoo rijk is.

      Toen wij ’s avonds in onzen trein terugkeerden, waren de zitplaatsen in gemakkelijke bedden omgezet en sliepen wij spoedig in deze bijna geruischloos rijdende en goed veerende wagons.

      Toen wij ontwaakten waren we te Pittsburg en werden daar rondgeleid in twee der groote fabrieken van Carnegie. Het was voor ons, leeken, zeer interessant te zien hoe duizenden en nog eens duizenden daar werkten om de ijzererts om te zetten in spoorwegstaven of in stalen platen voor den scheepsbouw. Het is ongelooflijk zoo spoedig dat proces wordt afgewikkeld. Terwijl wij daar stonden zagen wij de bakken met gloeiend, vloeiend ijzer aanvoeren. Een op grooten afstand geplaatste arbeider deed door de beweging van een kruk die bakken omvallen in groote ronde reservoirs. Daarin werd de inhoud op nog hoogere temperatuur gebracht en een mengsel bijgevoegd dat het geheel tot de qualiteit van staal maakte, welke gewenscht werd. De gloeiend vloeiende inhoud ging daarna weer in langwerpige bakken. In enkele minuten was zij een stijf geworden wit-gloeiend langwerpig blok, anderhalven meter hoog en een meter in omtrek. Dat gloeiende blok werd weer machinaal onder werktuigen gebracht die het rekten tot het de dikte van een spoorstaaf had gekregen. Het was dan ruim twee spoorstaven lang. Met een scherpe machine werd in een oogwenk die staaf gesneden op de lengte die spoorstaven moeten hebben en de beide op maat gebrachte rails vielen kant en klaar naast het laatst gebruikte werktuig neer.

      Opvallend was het hoe weinig werklieden bij dit geheele proces werkzaam waren en hoe snel en nauwkeurig de werktuigen, die er bij gebruikt werden, in beweging kwamen.

      Men meene evenwel niet dat hier weinig personeel werkzaam was. In de 4 fabrieken van The Carnegie Steelworks Company te Pittsburg zijn 28,000 man werkzaam. Deze 4 fabrieken maken een deel uit van de groote trust, bekend onder den naam van The United States Steel Corporation.

      Ik had het voorrecht met een der hoofdbeambten van deze groote onderneming in aanraking te komen en vernam daardoor het een en ander van de verhouding tusschen werkgever en arbeider, dat mij van belang toeschijnt hier even te vermelden. Over de verhouding van kapitaal en arbeid in Amerika en over de arbeidersbeweging in het algemeen stel ik mij voor nog mededeelingen te doen, zoodra ik nog enkele leiders dier beweging zal hebben gesproken.

      Bedoelde beambte deelde mij mede, wat trouwens in een der werken van Carnegie is te vinden, dat deze als werkgever een organisatie van den arbeid niet erkent en daarvan bij onderhandelingen over den arbeidstoestand op zijn fabrieken niets wil weten.

      Hij gaat uit van de leer, dat een werkgever al het mogelijke behoort te doen om den toestand zijner werklieden te verbeteren, en dat hij met andere werklieden of leiders van werklieden daarbij niets te maken heeft. Willen de werklieden zijner fabrieken hun wensch tot verandering van toestanden op het werk te kennen geven, dan kunnen zij uit hun midden een comité benoemen, waarmede hij steeds bereid is in overleg te treden. Hoe hij zijn taak als werkgever opvat, bleek mij uit de vele instellingen, die hij ten behoeve van zijn personeel in het leven riep.

      Behalve schaft- en badlokalen, recreatiegebouwen, waaronder een uitgebreide bibliotheek, opleidingscholen e.d., is een fonds geformeerd, waaruit in geval van ongeval, ziekte of ouderdom de werklieden, zonder daartoe bij te dragen, een uitkeering ontvangen. Dit niet bijdragen der werklieden heeft daarom beteekenis, omdat op de fabrieken van Carnegie de hoogste loonen worden betaald. Bij ongeval ontvangt de ongehuwde man 75 (Amerik.) cents per dag, de gehuwde $1.40, zoolang de arts der fabriek hem niet voor werken geschikt houdt. Er is een groot aantal artsen aan de fabrieken verbonden, daar de werklieden vrije geneeskundige hulp erlangen. Bij overlijden ontvangt de weduwe duizend dollar en honderd dollar voor ieder kind. In geval van ziekte ontvangen zij eene uitkeering en in geval van ouderdom, na langer dan 12 jaren in dienst der onderneming te zijn geweest, ontvangt de man een pensioen gelijk aan 40 % van het door hem genoten loon. Behalve hetgeen de onderneming als zoodanig stort in het fonds, draagt Carnegie daarin persoonlijk jaarlijks $ 200,000 bij en gaf hij bij de oprichting er van een som van $ 4 millioen. Een en ander stemt zeker tot groote ingenomenheid met hetgeen deze kolossus onder de fabrikanten doet ten behoeve van hen, die medewerken tot instandhouding en aangroeiïng van zijn onmetelijk fortuin. Maar laat het ons vooral niet blind maken voor het onjuiste in zijn systeem van bescherming zijner werklieden, hetwelk uitsluit dat zij als vrije individuen den weg kunnen behandelen, dien zij in het belang van zichzelf en van hunne medearbeiders noodig oordeelen ter bevordering van hunne belangen.

      Niet te erkennen de vakvereenigingen en daarmede niet te willen onderhandelen, moge voor het personeel van Carnegie niet erg zijn, omdat dit op zoo royale wijze door hem wordt bedacht; voor anderen, wier gevoelen jegens hun personeel niet van zoo groote sympathie getuigt, kan dat zeer schadelijke gevolgen voor de werklieden hebben. En daarvoor is dan Carnegie mede verantwoordelijk, want de minder goedgezinden onder zijn mede-ondernemers zullen zich op zijn stelsel beroepen, wanneer zij in geval van conflict met hun personeel, met de vakvereeniging niet te doen willen hebben. Natuurlijk om de niet uitgesproken overweging, dat zij hun werkvolk gemakkelijk onder den duim kunnen houden, indien zij met de vakvereeniging geen rekening behoeven te houden.

      Maar daarover in volgende opstellen. Alleen wil ik hier nog vermelden dat de skilled labor betaald wordt met van $ 3.50 per dag tot $ 10. En dat de unskilled labor $ 1.60 per dag ontvangt. Daarvoor zijn alleen een paar krachtige armen noodig en lust om 8 uren per etmaal te werken.

      Mij werd nog verzekerd dat immigranten, kersvers uit Europa aangekomen en die geen vak kennen, voor $ 1.60 in aanmerking komen en dat die aan deze fabrieken altijd plaatsing kunnen vinden.

      De skilled labor wordt hier veel door Duitschers, de unskilled door Hongaren en Polen verricht.

      Ik moet nu het doel onzer reis verder bespreken. Na een spoorwegrit van nog eens 20 uren, waren wij in St. Louis. Dáár werd het geheele gezelschap ingekwartierd in het groote “Southern Hotel”. Het had heel wat voeten in den aard eer ieder zijn kamer en zijn bagage had, want de hotels hebben het nu natuurlijk heel druk en terwijl de “Parliamentaries”, zooals wij hier kortweg genoemd worden, geholpen werden, stroomde het, aan de drie ingangen van dit ontzaglijk groot hotel, maar altijd weer nieuwe gasten, die elders geen onderkomen konden vinden.

      In het feestgebouw van het tentoonstellingsterrein, werd de interparlementaire unie geopend met een welkomstgroet van den vertegenwoordiger van President Roosevelt. In hartelijke woorden, geheel in overeenstemming met de royale ontvangst, gaf deze vertegenwoordiger van het hoofd van den Staat uiting aan diens gevoelens van sympathie voor het streven der “Interparliamentary Union”.

      De eerste dag der zitting werd in beslag genomen door de rapporten der verschillende groepen, over de vorderingen in elk land gemaakt voor de vredes-idee. De bekende figuren: graaf Apponyi, Hon. Stanhope, Prof. Hoffmann, John Lund, La Fontaine, Emile Vandervelde ontbraken niet op ’t appèl.

      In de mededeelingen, die gedrukt worden en zeer belangrijk zullen