23
Aldus genoemd in het O. Test. Bij de Grieken heet hij Apriës en Uaphris; op zijn naamschild in hiëroglyphen Uah-ph-ra-het. Hij behoorde tot de 26e dynastie en regeerde van 588–569.
24
Hij heet op de naamschilden (cartouches) Aahmes, d.i. jonge maan. Zijn bijnaam was Se-Net, d. i. zoon van Neith. Zijn naam vindt men o. a. op een monoliet-tempeltje van rood graniet in het museum te Leiden.
25
Een bekend spreekwoord der oudheid, ontleend aan de gevaarlijke rots en draaikolk in de zeeëngte tusschen Italië en Sicilië.
26
Ongerijmd voor zooverre men oordeelde naar de uiterlijke vormen. De wijsheid der Egyptische priesters werd echter door de Grieken zeer gewaardeerd. De Nieuw-Platonische wijsgeeren hebben daaraan veel ontleend.
27
Het tegenwoordige Marseille, omstreeks 600 v. Chr. door Phocaeërs gesticht.
28
In Egypte bestond een strenge politie. Amasis zou zich ten opzichte van hare organisatie zeer verdienstelijk hebben gemaakt. Men nam in dit corps bij voorkeur vreemdelingen op, gelijk uit talrijke opschriften en papyrussen blijkt.
29
Kort vóor het tijdperk, waarin deze geschiedenis aanvangt, hadden Pisistratus van Athene, Polycrates van Samos en Lygdamis van Naxos de heerschappij van den adel doen vallen, en zich meester gemaakt van het bestuur.
30
Vgl. Becker, Charikles, I, Pl. 1, bl. 166–205.
31
Over de beroemde plastische kunst der Aegineten kan men oordeelen naar de groepen uit den gevel van den Athene-tempel op Aegina, door Thorwaldsen gerestaureerd en naar de glyptotheek te Munchen overgebracht. Afgietsels vindt men op het museum te Leiden.
32
Eene houtsoort afkomstig uit de oase van Jupiter-Amon in de Libysche woestijn. Het was zoo kostbaar, dat Cicero ongeveer 96,000 gulden betaalde voor eene tafel van dit hout. Egyptische stoelen vindt men in de musea te Leiden.
33
Eene soort van cither.
34
Olie geperst uit de vruchten van den wonderboom (ricinus communis). De Egyptenaars noemden de olie, die zij gebruikten om te branden, en zich te zalven, en misschien ook den boom “kiki.”
35
Reeds Salomo liet wagens en paarden in Egypte koopen. (1 Kon. X, 28 v.); een paard kostte ongeveer 135, een wagen 540 gulden. Paarden en wagens komen op Egyptische monumenten veelvuldig voor.
36
Naam der priesteres te Delphi, die het orakel uitsprak.
37
beroemde Grieksche wijsgeeren. Vgl. Spakler en Heemskerk, en Wägner.
38
Men herinnere zich Schillers lied. “Die Kraniche des Ibycus.”
39
Stad in Beneden-Italië, berucht wegens hare weelderige levenswijze. Een zwelger, een lekkerbek werd daarom een Sybariet genoemd.
40
Het onderkleed, een soort van hemd.
41
Een bijnaam, dien men Apollo gaf, om zijne dubbelzinnige duistere orakelspreuken.
42
In den regel had iedere gast zijn eigen tafeltje. Xenophanes die ongeveer in dezen tijd leefde, geeft eene beschrijving van een gastmaal, waarin eene tafel voorkomt, die hier tot model heeft gediend.
43
Sicilië. Deze kaas werd voor een bijzondere lekkernij gehouden.
44
De Grieken dronken altijd wijn met water, gewoonlijk in de verhouding van ⅖ tot ⅗. Het drinken van onvermengden wijn, behalve als geneesmiddel, was door Solon en Zaleucus streng verboden.
45
De Egyptenaars wisten evenals de Grieken keurige bekers en drinkschalen te vervaardigen, hetzij van metaal, hetzij van fijne kleiaarde met glazuur, zelden van glas. Zij komen in verschillende vormen voor, bijv. van bloemen, van zoogdier- of vogelkoppen. In de musea van Londen, Parijs, Berlijn, Turijn, alsmede te Leiden worden er vele bewaard.
46
De vrouwen zaten aan tafel, meestal op een stoel met eene hooge steile rug en armleuningen. In den regel koos men door het lot iemand, die het gastmaal leidde (symposiarch). Hier was Rhodopis zelve de aangewezen persoon. Een slaaf des huizes had het toezicht over de andere bedienden, voor een deel door de gasten medegebracht.
47
Het drama was nog in zijne kindsheid. Thespis zou het eerst aan de reizangers bij de Bacchus-feesten den vorm van een drama hebben gegeven, door een gemaskerd persoon daarbij ten tooneele te voeren.
48
Naam der Spartaansche slaven.
49
Het symposium begon na den eigenlijken maaltijd. Gewoonlijk werden ook nu eerst de hoofden bekransd, en wiesch men de handen met een soort van zeep (smegma).
50
Een Egyptenaar, die in schulden zat, kon de mummiën zijner voorvaderen verpanden. Vgl. Ebers, Warda, Dl. I. Hoofdst. II.
51
Memphis, waarvan de overblijfselen bij het dorp Mitrahenneh zijn weergevonden, zou door Menes, volgens oude getuigenissen de eerste koning van Egypte, aan den linkeroever van den Nijl gesticht, en door kanalen en dammen tegen de overstrooming beveiligd zijn. Menes’ zoon en opvolger zou het paleis van Memphis hebben gebouwd. Hier stond eens de tempel van den god Serapis (Serapeum), waarin de heilige stieren (Apis) werden begraven, en een tempel van Ptah, en in later tijd het kolossale standbeeld van Ramses II. De doodenstad (de pyramiden) is het best bewaard gebleven. Mariëtte, een Fransch geleerde in dienst van den onderkoning van Egypte, heeft zich door talrijke uitgravingen en ontdekkingen voor de kennis van dezen ouden zetel der pharaonen hoogst verdienstelijk gemaakt.
52
De Psametichus der Grieken, de eerste koning uit de 26ste of Saïtische dynastie, die Egypte opende voor het verkeer met het buitenland. Uit de opschriften op de Apis-graven weten wij, dat hij den 5den Febr. 664 den troon besteeg.
53
De kat werd van alle dieren door de Egyptenaren voor het heiligste gehouden en overál vereerd. Wie zulk een dier van kant had gemaakt, werd zonder genade ter dood veroordeeld, of wel door het woedend gepeupel op staanden voet omgebracht. De lijken dezer dieren werden zorgvuldig gebalsemd, en kattenmummiën vindt men in alle musea, o.a. te Leiden. Toch was er aan muizen geen gebrek. De papyrus-Ebers behelst middelen tegen de muizen. Een papyrus te Turin vertoont een katten- en muizenoorlog.
54
Bubastis was eene stad in Neder-Egypte, gelegen nabij Saqaziq, thans Tell Bastah geheeten. De godin Pacht had hier haar voornaamste heiligdom. Vele katten-mummiën werden daarheen gebracht. Men schijnt Pacht ook vereerd te hebben als de beschermgodin van de geboorte en de kraamvrouwen.
55
Mus, een eigennaam bij de Grieken zeer in gebruik, beteekent: muis.
56
Hathor was bij de Egyptenaars de godin der liefde. Zij was eene der voornaamste godheden, en had haar grooten tempel in de doodenstad van Thebe (Ebers, Warda, Dl I, Hoofdst. XIV.) Zij is de hemelsche moeder, die de moeders op aarde ter zijde staat, de geefster aller zegeningen. Men beeldde haar af met een koekop, want de koe was haar heilig dier, de zonneschijf tusschen de hoornen dragende. Zij heet de moeder van den God Horus. De godin Isis is Hathor in bovenzinnelijke vorm. Hathor was de lievelingsgodin der koninklijke vrouwen.
57
Een der beroemdste gebouwen van oud-Egypte, dat reeds dagteekende van den vroegsten tijd, en door latere koningen telkens werd uitgebreid en verfraaid. Ramses II richtte er standbeelden op voor zich, zijne gemalin en twee zijner kinderen. Beelden, die Amasis er deed plaatsen, lagen in den tijd van Herodotus reeds omver.
58
Het bestond uit dertig rechters, namelijk tien uit Memphis, en even zooveel uit Heliopolis en Thebe. De voortreffelijkste werd tot voorzitter gekozen. Klachten en verdedigingen moesten schriftelijk worden ingebracht, opdat men door woord en gebaren geen invloed op de rechters zou oefenen.