Het bijbelse boek Exodus. Regel voor regel wetenschappelijke uitleg van de Bijbel. Андрей Тихомиров. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Андрей Тихомиров
Издательство: Издательские решения
Серия:
Жанр произведения:
Год издания: 0
isbn: 9785005924971
Скачать книгу
«Heilige» land).

      6 En Hij zeide: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob. Mozes bedekte zijn gezicht omdat hij bang was om naar God te kijken. (De suggestie begon, Mozes was van nature bang en keek niet naar God, die vermoedelijk een priester was die de geschiedenis van de Joden goed kende en met succes deze kennis gebruikte om de controle over Mozes te vestigen. Dat wil zeggen, Er was het gebruik van gewoonten, legendes van stammen voor hun eigen zelfzuchtige doeleinden. Waarschijnlijk was deze priester (of een groep priesters) ook een van hen).

      7 en de HEERE zeide: Ik heb gezien het lijden Mijns volks in Egypte, en ik heb hun geroep gehoord van hun deurwaarders; ik ken hun smarten (in moderne termen wordt dit populisme genoemd).

      8 en ik ging heen, om hem te verlossen uit de hand der Egyptenaren, en om hem uit dit land te brengen in een goed en wijd land, waar melk en honig vloeien, in het land der Kanaanieten, Hethieten, Amorieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten. (Dat is de belangrijkste reden waarom God, dat wil zeggen, de mens, winstgevende landen wil veroveren waar karavanen passeren, het is winstgevend om deze landen te controleren en steekpenningen te nemen voor het vervoer van goederen).

      9 en ziet, het geschrei der kinderen Israels heeft mij reeds bereikt, en ik zie de verdrukking, waarmede de Egyptenaars hen verdrukken. Weer populisme. Almachtige God kan al deze problemen in één beweging «oplossen», maar nee, dat kan hij niet. dus, dit is een gewoon persoon die besloot om Mozes als leider van het volk te gebruiken, en zichzelf achter de schermen te verbergen, in het algemeen een puur Vrijmetselaarsmethode).

      10 ga dan heen, Ik zal u tot Farao zenden, en breng mijn volk, de kinderen Israels, uit Egypte. (Suggestie voor actie).

      11 Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik tot Farao zou gaan, en de kinderen Israels uit Egypte zou voeren? (Mozes verzet zich nog steeds).

      12 En Hij zeide: Ik zal met u zijn, en dit is u een teken, dat ik u gezonden heb: Wanneer gij het volk uit Egypte zult geleid hebben, zo zult gij God dienen op dezen berg. (Op een berg dienen waar niemand is, is niet iets speciaals).

      13 En Mozes zeide tot God: Zie, Ik zal tot de kinderen Israels komen, en tot hen zeggen: de God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden. En zij zullen tot mij zeggen: Wat is zijn naam? Wat moet ik ze vertellen? (Mozes legt zich over).

      14 God zei tegen Mozes: Ik ben wie ik ben. En Hij zeide: Zo zeg tot de kinderen Israels: die is, heeft mij tot u gezonden. (Jahweh (Jahweh, Jehovah) is de naam van de Hebreeuwse god, die in het Oude Testament voorkomt, Judaïsme verbiedt gelovigen om het uit te spreken, in plaats daarvan lezen en zeggen ze afstandelijk «adonai» («mijn Heer» – dat wil zeggen, mijn Heer), de oorsprong van het woord «Jehovah» is verbonden met het werkwoord «howo», wat «zijn» betekent, «bestaan». In de Russische synodale vertaling van het Oude Testament wordt de naam van Jahweh bijna overal vervangen door het woord «Heer», het wordt ook overgebracht in vertalingen in andere talen met woorden die vergelijkbaar zijn in betekenis).

      15 En God zeide ook tot Mozes: zo zeg tot de kinderen Israels: de HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob heeft mij tot u gezonden. Dit is mijn naam tot in eeuwigheid, en Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht. (een ander bewijs dat een persoon handelt onder de naam van God, hij, als een gewone sterveling, vraagt iemand om iets aan iemand).

      16 Ga heen, verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: de HEERE, de GOD uwer vaderen, de God van Abraham, Izak en Jakob, is mij verschenen, en heeft gezegd: Ik heb u bezocht, en gezien, wat u in Egypte gedaan wordt. (Mozes moet, volgens het plan van de poppenspelers die namens een bepaalde God handelen, eerst de top van de Israëlieten beïnvloeden, en zij beïnvloeden op hun beurt gewone stamleden. Tactieken die vandaag de dag worden gebruikt om de brede massa ' s van het volk te beïnvloeden).

      17 En Hij zeide: Ik zal ulieden uit de verdrukking van Egypte voeren in het land der Kanaanieten, Hethieten, Amorieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten, in het land, waar melk en honig vloeien. (Beloften van een bevredigend en voorspoedig leven, echter, ten koste van de verbannen volkeren. Melk en honing rivieren – deze uitdrukking betekent als een figuurlijke definitie van een zorgeloos, vrij leven. Aanvankelijk betekende het het weggooien van een groot aantal eieren tijdens de paaiperiode, waarbij de vis seksuele producten – Rijpe kaviaar en melk – sperma van vis wegvaagde. Zo naderen jaarlijks enorme scholen haring de westkust van Noorwegen om te paaien. Elke vrouwelijke haring gooit tot 50.000 eieren. Mannetjes volgen de vrouwtjes en gooien melk. Tijdens het paaien wordt het water voor de kust van Noorwegen bijna wit. Een echte ’milky sea’…«Natuurlijk! Immers, alle haring die naar de kust komt, draagt 32 miljoen kwintalen melk en kaviaar met zich mee. Een ongelooflijke hoeveelheid Noorse haring is moeilijk voor te stellen! Honing stroomt van de zijkanten, bijenkorven).

      18 en zij zullen naar uw stem horen, en gij en de oudsten van Israel zullen tot den koning van Egypte gaan, en gij zult tot hem zeggen: de HEERE, de God der Hebreen, heeft ons geroepen; daarom, laat ons in de woestijn trekken, drie dagen reizen, om den HEERE, onzen God, te offeren. (De richting van provocatie die nodig is voor geheime bedoelingen).

      19 Maar ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, tenzij dat gij hem met sterke hand dwingt; (de priester, God weet, dat de Egyptische farao deze tergende daad niet zal toelaten).

      20 en Ik zal mijn hand uitstrekken en Egypte slaan met al mijn wonderen, die ik in het midden daarvan doen zal; en daarna zal hij u laten trekken. (Er moeten wonderen zijn, zonder hen is er geen geloof in het bovennatuurlijke).

      21 en Ik zal dit volk barmhartigheid geven in de ogen der Egyptenaren; en wanneer gij heengaat, zo zult gij niet met lege handen gaan. (naast het bovennatuurlijke worden ook heel materiële dingen beloofd).

      22 en elke vrouw zal haar naaste, en dien, die in haar huis woont, vragen om zilveren, en gouden, en klederen; en gij zult uw zonen en uw dochteren daarmee kleden, en gij zult de Egyptenaars omwikkelen. (Aandringen op diefstal en diefstal, die in de oudheid, en zelfs nu, werd beschouwd als moed-om te stelen en niet te worden gepakt: niet gepakt-geen dief!).

      Hoofdstuk 4

      1 En Mozes antwoordde en zeide: Wat, indien zij mij niet geloven, en naar mijn stem niet horen, en zeggen: de HEERE is u niet verschenen? (Allerlei tekens zijn noodzakelijk, wat een soort van «hogere macht» bewijst).

      2 en de HEERE zeide tot hem: wat hebt gij in uw hand? Hij antwoordde: Rod. (Scepter – uit het Grieks. skeptron is een staaf, een van de tekenen van monarchale macht, het prototype van de graafstok van de oude mens, later een knots, een staf, een bezem, een badik, een stok, een stok, enz. daaruit voortgekomen, samen met een scepter).

      3 Hij zei: «werp hem op de grond. En hij wierp hem op de aarde, en de staf veranderde in een slang, en Mozes liep van hem weg. (De transformatie van de staaf in een slang wordt beschreven in de oude Egyptische papyrus Vestkar. In dit geval hebben we het over een focus, de staf van Mozes verandert in een slang – het geheim zit in een vouwstang die zich over de lengte van de slang uitstrekte en vervolgens de groeven kon binnengaan en op de kop van de slang kon worden losgelaten. Bovendien kan de toverstaf- «toverstaf» de goochelaar dienen als afleiding. Afleidende momenten dienen om de aandacht van het publiek af te leiden van het onthullen van het geheim in verband met de actie van een goochelaar, een object, een plaats die het publiek niet zou moeten opmerken. Hier zijn slechts enkele van de afleidende momenten: een golf van de hand, een draai van het lichaam, een hoofd, een blik – een «spel» van de ogen, valse bewegingen met een «toverstaf»).

      4 en de HEERE zeide tot Mozes: Strek uw hand uit, en grijp hem bij den staart. En hij strekte zijn hand uit en nam die, en het werd een roede in zijn hand. (De suggestie is noodzakelijk voor Mozes om de tovenaar te geloven. Allerlei trucs en door de mens gemaakte «wonderen» zijn nodig om het publiek de magiër te laten geloven-magiërs).

      5 opdat zij geloven, dat u de HEERE, de God hunner vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob verschenen is. (Dat is precies wat het is!).

      6 en de HEERE zeide tot hem: Steek uw hand in uw schoot. En hij stak zijn hand in zijn boezem, en nam ze uit, en zie, zijn hand was wit van melaatsheid, als sneeuw. (Een