De stem van de oude vrouw belaagde me opnieuw. "Kayin," was een van de weinige woorden die ze uitstootte die ik herkende. Ik probeerde haar snelle Birmaans naar het Engels te vertalen, maar het klonk als: "voorbij"... "jij waardeloze nietsnut ga weg Amerikaanse vuile smeerpoetslap"... "Rama stierf niet om mij de redder van alle verloren kinderen te maken"... "ik kan niet alleen mezelf voeden tegen gisteren".
Ik probeerde haar te onderbreken en naar Kayin te vragen, maar ze trok de deur dicht en liet het meisje bij mij achter. Ik hoorde het gestomp van haar blote voeten door de gang en dan stierf het geluid weg.
Het kleine meisje en ik staarden elkaar aan. Van haar gezicht was niet de minste emotie af te lezen en op mijn gezicht moet een blik van ongeloof gelegen hebben over wat juist gebeurd was. Toen ik de vrouw Kayins naam hoorde noemen, werd ik hard geraakt, maar ik probeerde mijn uitdrukking te verzachten voor het meisje.
Ik was er nog maar pas in geslaagd om mijn geschokte uitdrukking te veranderen in een vriendelijke toen er zacht op de deur werd geklopt.
"Godzijdank, ze komt je terughalen."
Ik trok de deur open, pakte het meisje bij haar schouder en duwde haar zachtjes naar buiten en in de armen van, naar ik verwachtte, een berouwvolle, oude vrouw. Tot mijn verrassing was er niemand, toch niet op oogniveau. Maar toen ik naar beneden keek, stond daar nog een meisje! Een exacte kopie van het eerste meisje, met inbegrip van de slaapmat. De twee meisjes keken even naar elkaar en hun serene gezichtjes verraadden geen verrassing of herkenning. Dan, tegelijk, draaiden ze zich om en keken naar mij.
Ik leunde over hen om de gang in te kijken. Ik zag niemand; niet de oude vrouw, niet de piccolo en zelfs geen andere gasten. Daarna checkte ik nog eens achter de deur om zeker te zijn dat er geen derde of vierde kind stond te wachten met van die blauwe, onschuldige ogen. De meisjes deden alles na wat ik deed, ze keken in de gang en dan weer naar mij, maar zij, noch ik, zagen nog andere kinderen.
Godzijdank!
De meisjes namen elkaars hand en liepen me voorbij, de kamer in. Ze liepen naar de rotanbank met kussens, gingen zitten en schoven naar achteren zodat hun blote voeten hingen te bungelen. Ik zag aan de onregelmatige vorm van hun opgerolde slaapmatten dat ze die niet alleen gebruikten om op te slapen, maar ook om al hun bezittingen met zich mee te dragen. De twee meisjes legden hun matje op hun schoot en maakten het zich gemakkelijk op de bank.
Ik sloot de deur en ging zitten op de rotanstoel tegenover de meisjes. De stoel naast me was leeg, maar toch voelde ik een spookachtige aanwezigheid. Het leek wel alsof Kayin gestorven was en me twee kleine kopieën van zichzelf had nagelaten.
"Wat is er gebeurd?" Ik had niet de bedoeling gehad om de vraag luidop te stellen; ik had hem in stilte willen richten tot de lege stoel.
Toen ik naar de meisjes keek, zag ik niets dat erop wees dat ze mijn woorden begrepen.
"Wat is er met Kayin gebeurd?"
Ik wist dat de meisjes zenuwachtig, bang of toch minstens nieuwsgierig moesten zijn naar de vreemdeling die voor hen zat. Met mijn bleke huid, ingevallen ogen en mager postuur, zag ik er niet bepaald knap uit. Maar zelfs op hun jonge leeftijd hadden ze al de Aziatische kunst onder de knie geen enkele emotie te verraden. Ik dacht echter dat ik toch een klein zenuwtrekje zag in een van de ogen van het meisje dat rechts zat.
Ik leunde achterover op de stoel en bekeek hen. Mijn gedachten dwaalden af, soms doelloos, maar ze keerden steeds weer terug naar de eindeloze nachtmerrie van de acht jaar die ik kwijt was.
Ik herinner me niet wanneer ik mijn symptomen voor het eerst opmerkte. Misschien toen Raji afkickte van de morfine nadat ik haar geopereerd had. Ik had lichte koorts, was kortademig - niets om je echt zorgen over te maken. Om me heen leden en stierven mannen aan afgrijselijke verwondingen en Raji was door een vreselijke hel gegaan. Waarom zou ik me zorgen maken over lichte koorts?
"Nu wij moeten alstublieft toilet bezoeken."
Met een schok keerde ik terug tot de realiteit doordat Juffrouwtje Rechterkant plots in bijna perfect Brits Engels tegen me sprak.
"En als we uit toilet komen," zei haar zusje, "zullen we misschien klein beetje honger hebben, waarschijnlijk."
Ik knipperde met mijn ogen. Zij knipperden met hun ogen, maar bleven in dezelfde positie op de bank zitten, wachten, veronderstelde ik, op toelating om naar het toilet te gaan.
"Ja, natuurlijk." Ik wees naar een gesloten deur aan de andere kant van de kamer. "Daar is het toilet. Ga maar, als je wil."
Ze schoven zonder een woord te zeggen van de bank en liepen snel naar de badkamer. Ik zag dat ze hun slaapmat meenamen, dicht tegen hen aangedrukt.
Terwijl de meisjes in de badkamer waren, deed ik verder waar ik gebleven was toen er op de deur geklopt werd: rondlopen en de kamer bestuderen zoals je zou doen met een gekreukte en versleten foto uit een ver verleden. Daar stond de bekende schrijftafel, een lage bijzettafel tussen de bank en de twee stoelen, een bed met aan weerszijden een nachttafeltje met lamp, en afbeeldingen van bergen, vogels en koning Rama IV aan de muren. Er hing een klamboe over het bed die overdag netjes opgevouwen was.
De balkondeuren met de gordijnen ervoor keken uit over de straat beneden. Het kleine balkon was hetzelfde gebleven als al die jaren geleden, precies groot genoeg voor twee minnaars die zo door elkaar opgeslokt waren dat ze nauwelijks zagen of het buiten zonnig of donker was.
Ik stond aan de voet van het bed en keek ernaar alsof ik verwachtte dat het voor mijn ogen tot leven zou komen. De bedsprei was nieuw, maar het hoofdeinde en de batiktekening van een of andere plaatselijke tempel waren nog dezelfde. De nachttafeltjes en de lampen waren nog dezelfde. De oude vlek op de linkerlampenkap was er nog steeds, maar was nu discreet naar de muur gedraaid.
De seconden tikten voorbij, maar ik bewoog niet - ik kon niet bewegen. Ik balanceerde op een emotioneel koord en probeerde mijn evenwicht te bewaren. Twee kleine meisjes, mooi en onschuldig, maar hun moeder was niet bij hen. Waarom had de oude vrouw hen naar mij gebracht en niet naar Kayin? Waarom had ze ze overgeleverd aan een vreemde in plaats van aan hun moeder? Het enige wat bij me opkwam, was dat ze hen niet naar hun moeder kon brengen omdat die ziek was, of vermist, of... nee, ik wilde er niet aan denken.
Het was dom van me geweest om dezelfde kamer te vragen, dezelfde ruimte die zij en ik gedeeld hadden gedurende die korte, intense week. Waarom was de kamer niet bezet geweest toen ik dit keer incheckte? Dan had ik tenminste die nutteloze, sentimentele kwelling kunnen voorkomen.
Ik liep naar de balkondeuren en stond daar met mijn armen voor mijn borst gekruist. Het kleine balkon leek nog exact hetzelfde als acht jaar geleden. Tijdens onze eerste nacht samen hadden Kayin en ik de twee stoelen naar buiten geduwd en ons erop gewurmd zodat we knie-aan-knie zaten. We hadden gepraat tot de hemel in het oosten van een diepblauw in een zacht duifgrijs veranderd was.
Ik hoorde iets in de badkamer. Er viel iets in de porseleinen lavabo. Het kletterde rond als een lang, metalen voorwerp tot iemand het stilhield. Daarna kwamen een paar gefluisterde woorden, gevolgd door wat gegiechel. Wat staken ze daar uit?
Ik had door wat het metalen voorwerp moest zijn: het oude scalpel uit mijn tasje met scheergerief. Maar wat waren ze ermee aan het doen? Het instrument was uiterst scherp. Ik wette het lemmet regelmatig, dus konden ze zo in een vinger snijden tot op het bot. Wat moest ik doen? Beslissen was tegenwoordig erg moeilijk voor me. En ik was nog nooit een ouder geweest. Wat zou een vader doen? Was ik hun vader?
Ik zette een stap in de richting van de badkamer, maar stopte toen ik de klink hoorde klikken.
Hoofdstuk twee
Tot mijn