Een Heerschappij Van Koninginnen . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: De Tovenaarsring
Жанр произведения: Героическая фантастика
Год издания: 0
isbn: 9781632915467
Скачать книгу

      “Is er iemand die het waagt mij uit te dagen?” schreeuwde hij uitdagend.

      Alistair keek hoopvol naar de mensen; maar één voor één lieten de dappere krijgers, de meesten van Bowyers stam, hun hoofd zakken. Geen van hen leek bereid om de confrontatie met hem aan te gaan.

      “Ik ben jullie kampioen,” bulderde Bowyer. “Ik heb alle tegenstanders verslagen tijdens het toernooi. Er is hier niemand die me kan verslaan. Niemand. Als er wel iemand is, dan daag ik hem uit nu naar voren te stappen.”

      “Niemand, behalve Erec!” riep Dauphine uit.

      Bowyer draaide zich om en keek haar dreigend aan.

      “En waar is hij nu? Stervende. Wij Zuidelijke Eilanders verdienen beter dan een invalide als Koning. Ik ben je Koning. Ik ben de eerstvolgende kampioen. Volgens de wetten van dit land. Zoals mijn vaders vader Koning was voor Erecs vader.”

      Erecs moeder en Dauphine stormden naar voren om hem tegen te houden; maar ze werden door zijn mannen vastgegrepen en naar achteren getrokken. Alistair zag Erecs broer, Strom, met zijn polsen achter zijn rug vastgebonden; ook hij verzette zich, maar kon niet losbreken.

      “Hier zal je voor boeten, Bowyer!” riep Strom uit.

      Maar Bowyer negeerde hem. In plaats daarvan draaide hij zich om naar Alistair, en ze kon aan zijn ogen zien dat hij vastbesloten was om verder te gaan. Haar tijd was gekomen.

      “Tijd is gevaarlijk als verraad aan jouw kant staat,” zei Alistair tegen hem.

      Hij keek fronsend op haar neer; ze had duidelijk een gevoelige snaar geraakt.

      “En die woorden zullen je laatste zijn,” zei hij.

      Bowyer tilde de bijl ineens hoog boven zijn hoofd.

      Alistair sloot haar ogen. Ze wist dat ze over een seconde niet meer in deze wereld zou zijn.

      Met haar ogen gesloten voelde Alistair de tijd vertragen. Beelden flitsen aan haar voorbij. Ze zag de eerste keer dat ze Erec had ontmoet, in de Ring, in het kasteel van de Hertog, waar ze als dienstmeisje had gewerkt. Het was liefde op het eerste gezicht geweest. Ze voelde haar liefde voor hem, een liefde die ze vandaag nog steeds voor hem voelde. Het brandde in haar. Ze zag haar broer, Thorgrin, en om de één of andere reden zag ze hem niet in de Ring, in het Koninklijk Hof, maar in een ver land, op zee, verbannen uit de Ring. En ze zag haar moeder. Ze zag haar op de rand van een klif staan, voor haar kasteel, hoog boven de zee, voor een loopbrug. Ze zag hoe haar moeder haar armen uitstrekte en liefdevol naar haar glimlachte.

      “Mijn dochter,” zei ze.

      “Moeder,” zei Alistair, “ik kom naar u toe.”

      Maar tot haar verrassing schudde haar moeder langzaam haar hoofd.

      “Het is je tijd nog niet,” zei ze. “Je leven op deze aarde is nog niet voltooid. Je hebt nog een grote lotsbestemming voor je.”

      “Maar hoe, Moeder?” vroeg ze. “Hoe kan ik overleven?”

      “Je bent groter dan deze aarde,” antwoordde haar moeder. “Dat mes, dat metaal des doods, is van deze aarde. Je boeien zijn van deze aarde. Dat zijn aardse beperkingen. Maar het zijn alleen beperkingen als jij gelooft dat ze dat zijn. Jij bent een ziel en licht en energie. Dat is waar je kracht ligt. Jij staat erboven. Je laat jezelf tegenhouden door fysieke belemmeringen. Jouw probleem is niet je kracht; het is je vertrouwen. Vertrouwen in jezelf. Hoe sterk is je geloof?”

      Terwijl Alistair daar knielde, trillend, haar ogen gesloten, galmde haar moeders vraag door haar hoofd.

      Hoe sterk is je geloof?

      Alistair liet zich gaan. Ze vergat haar boeien, en leverde zich over aan haar geloof. Ze begon haar geloof in de fysieke belemmeringen van de wereld los te laten, en verschoof het naar de opperste kracht, de enige kracht die boven al het andere in de wereld uit steeg. Een kracht die deze wereld had gecreëerd. Een kracht die dit alles had gecreëerd. Dat was de kracht waar ze mee in lijn moest komen.

      Een fractie van een seconde later voelde Alistair een plotselinge warmte door haar lichaam stromen. Het voelde alsof ze in brand stond. Ze was onoverwinnelijk, groter dan alles. Ze voelde vlammen uit haar handpalmen komen, ze voelde haar geest zoemen en zwermen. Ze voelde een enorme hitte in haar voorhoofd, tussen haar ogen. Ze voelde dat ze sterker was dan alles, sterker dan haar boeien, sterker dan alle materiele dingen.

      Alistair deed haar ogen open, en terwijl de tijd weer begon te versnellen, keek ze op. Ze zag Bowyer de bijl op haar af brengen, een dreigende blik in zijn ogen.

      In één beweging draaide Alistair zich om. Ze tilde haar armen op en deze keer braken haar boeien alsof het twijgjes waren. Bliksemsnel stond ze op, richtte haar handpalm op Bowyer, en terwijl zijn bijl naar beneden kwam, gebeurde er iets ongelofelijks: de bijl loste op in het niets. Hij veranderde in as en stof en viel in een hoopje voor haar voeten.

      Bowyer zwaaide naar beneden, maar hij had niets meer in zijn hand. Hij struikelde en viel op zijn knieën.

      Alistairs aandacht werd getrokken door het zwaard van een soldaat, aan de andere kant van de open plek. Ze strekte haar andere hand uit en beval het zwaard naar haar toe te komen; op dat moment kwam het zwaard uit de schede omhoog en vloog door de lucht, recht in haar uitgestrekte hand.

      Alistair greep het zwaard vast, draaide om haar as, tilde het hoog op en bracht het neer op Bowyers nek.

      De menigte snakte naar adem bij het geluid van staal dat zich door vlees boorde. Bowyer werd onthoofd en zakte levenloos op de grond.

      Hij lag daar, dood, op precies dezelfde plek als waar hij Alistair enkele seconden eerder had willen doden.

      Er kwam een schreeuw uit de menigte, en Alistair zag Dauphine losbreken uit de greep van de soldaat. Toen griste ze zijn dolk van zijn riem en sneed ze zijn keel door. In dezelfde beweging draaide ze om haar as en sneed ze Stroms touwen door. Strom reikte onmiddellijk naar achteren, greep een zwaard van de riem van een soldaat, en doodde drie van Bowyers mannen voor ze zelf maar konden reageren.

      Nu Bowyer dood was, ontstond er een moment van twijfeling. De menigte wist duidelijk niet wat ze moesten doen. Er rees geschreeuw op. Zijn dood was een aanmoediging voor degenen die tegen hun wil voor hem hadden gevochten. Ze keken opnieuw naar hun alliantie, zeker nu tientallen van Erecs trouwe mannen door de rangen braken en naar Strom toe renden om met hem tegen Bowyers mannen te vechten.

      Al snel bleek dat Erecs mannen in het voordeel waren. Er werden allianties gevormd; Bowyers mannen werden overrompeld en vluchtten over het plateau naar de rotsachtige berghelling. Strom en zijn mannen joegen hen op.

      Alistair stond daar, het zwaard nog steeds in haar hand, en keek toe hoe er een grote strijd ontstond. Geschreeuw en hoorns echoden door de heuvels, en het hele eiland leek bij elkaar te komen voor het gevecht. Het geluid van kletterende wapenrustingen en de doodskreten van mannen vulden de ochtend, en Alistair wist dat er een burgeroorlog was uitgebroken.

      Alistair hield haar zwaard omhoog, glinsterend in de zon, en wist dat ze was gered door de gratie van God. Ze voelde zich herboren, machtiger dan ooit tevoren. Haar lotsbestemming riep haar. Ze zwol van optimisme. Bowyers mannen zouden gedood worden, wist ze. Het recht zou geschieden. Erec zou herstellen. Ze zouden trouwen. En spoedig zou zij Koningin van de Zuidelijke Eilanden zijn.

      HOOFDSTUK ZES

      Darius rende over het zandpad dat zijn dorp uit leidde en volgde de voetsporen richting Volusia, vastberaden om Loti te redden en de mannen die haar hadden meegenomen te vermoorden. Hij rende met een zwaard in zijn hand—een echt zwaard, gemaakt van echt metaal—het was de eerste keer in zijn leven dat hij echt metaal in zijn handen had. Dat alleen, wist hij, zou genoeg zijn om hem en zijn hele dorp te vermoorden. Staal was taboe—zelfs zijn vader en zijn vaders vader vreesden het bezit ervan—en Darius wist dat hij een grens had overschreden en dat er geen weg terug was.

      Maar het kon Darius niet meer schelen. Er was teveel onrechtvaardigheid geweest. Nu Loti