Nadat er nog een paar uur voorbij waren gegaan, begon Leo ineens te janken. Het was een vreemd geluid – niet zijn gebruikelijke gejank, maar het gejank dat hij bewaarde voor wanneer hij voedsel rook. Op hetzelfde moment rook Kyra ook iets – en ook Dierdre draaide zich om.
Kyra tuurde tussen de bomen door, maar zag niets. Terwijl ze stopten en luisterden, begon ze ineens vaag iets te horen.
Kyra was opgewonden door de geur en tegelijkertijd nerveus over wat het kon betekenen: er waren nog anderen in deze bossen. Ze herinnerde zich haar vaders waarschuwing, en het laatste dat ze wilde was een confrontatie. Niet hier, en niet nu.
Dierdre keek haar aan.
“Ik ben uitgehongerd,” zei Dierdre.
Ook Kyra was hongerig.
“Wie het ook is, op een nacht als deze,” antwoordde Kyra, “ik heb het idee dat ze niet graag zullen willen delen.”
“We hebben genoeg goud,” zei Dierdre. “Misschien willen ze wel wat verkopen.”
Maar Kyra schudde haar hoofd. Ze had een slecht voorgevoel. Leo jankte en likte zijn lippen af. Ook hij was duidelijk uitgehongerd.
“Ik denk niet dat het slim is,” zei Kyra ondanks de steken in haar maag. “We kunnen beter op koers blijven.”
“En als we geen voedsel vinden?” hield Dierdre vol. “Straks komen we om van de honger. Onze paarden ook. Het zou nog dagen kunnen duren voor we uit deze bossen komen, en dit is misschien onze enige kans. Daarbij hebben we weinig te vrezen. Jij hebt je wapens, ik heb de mijne, en we hebben Leo en Andor. Als het nodig is, kun je iemand met drie pijlen doorboren voor hij met zijn ogen kan knipperen – en tegen die tijd zijn wij alweer weg.”
Maar Kyra twijfelde. Ze was niet overtuigd.
“Trouwens, ik betwijfel dat een jager met een spit vlees ons kwaad zal doen,” voegde Dierdre toe.
Kyra, die ieders verlangen om naar het voedsel te zoeken kon voelen, kon de verleiding niet langer weerstaan.
“Het bevalt me niets,” zei ze. “Laten we langzaam gaan en kijken wie het is. Als we problemen voelen aankomen, dan moet je beloven dat we weggaan voor we in de buurt komen.”
Dierdre knikte.
“Ik beloof het,” antwoordde ze.
Ze reden stapvoets verder. Terwijl de geur van het voedsel steeds sterker werd, zag Kyra een vage gloed in de verte opdoemen, en terwijl ze erheen reden, begon haar hart sneller te kloppen. Wie kon het zijn?
Ze vertraagden en gingen voorzichtiger rijden terwijl ze zich een weg tussen de bomen door baanden. De gloed werd feller, het geluid luider, en Kyra voelde dat ze bij een grote groep mensen in de buurt kwamen.
Dierdre, die niet zo voorzichtig was en haar honger de overhand liet nemen, ging sneller rijden.
“Dierdre!” siste Kyra.
Maar Dierdre bleef door rijden, schijnbaar overmeesterd door haar honger.
Kyra haastte zich achter haar aan, en de gloed werd feller. Dierdre stopte aan de rand van een open plek. Terwijl Kyra naast haar halt hield en langs haar heen keek, was ze geschokt door wat ze zag.
Daar, op de open plek, hingen tientallen varkens aan het spit te roosteren. Enorme kampvuren verlichtten de nacht. De geur was meeslepend. Er zaten tientallen mannen op de open plek, en toen Kyra haar ogen samenkneep, zag ze tot haar teleurstelling dat het Pandesiaanse soldaten waren. Ze zaten rond de kampvuren, lachend, grappen makend. Ze hadden zakken met wijn en hun handen vol stukken vlees.
Aan de andere kant van de open plek zag Kyra een cluster van ijzeren wagens met tralies. Tientallen uitgemergelde, wanhopige gezichten staarden hongerig door de tralies. Kyra realiseerde zich onmiddellijk wat er gaande was.
“De Vlammen,” siste ze naar Dierdre. “Ze brengen ze naar De Vlammen.”
Dierdre, die nog steeds een goede vier meter voor haar uit reed, vertraagde niet, haar ogen gefixeerd op de varkens aan het spit.
“Dierdre!” siste Kyra gealarmeerd. “We moeten hier onmiddellijk weg!”
Maar Dierdre luisterde nog steeds niet, en Kyra sloeg alle voorzichtigheid in de wind en stormde naar voren om haar terug te halen.
Ze was nog maar net bij haar, toen Kyra ineens iets vanuit haar ooghoeken zag bewegen. Op hetzelfde moment begonnen Leo en Andor te grommen – maar het was al te laat. Vanuit de bossen verscheen ineens een groep Pandesiaanse soldaten, dat een groot net voor hen uit spande.
Kyra draaide zich om en reikte instinctief naar haar staf, maar er was geen tijd meer. Voor ze ook maar kon bevatten wat er gebeurde, voelde Kyra het net op haar neer vallen, en ze besefte dat ze nu slaven van Pandesia waren.
HOOFDSTUK ZEVEN
Alec maaide wild met zijn armen om zich heen terwijl hij naar achteren viel. Hij voelde de koude wind langs zich heen gaan, en zijn maag draaide zich om terwijl hij op de grond en de troep Wilvox af stortte. Hij zag zijn leven voor zijn ogen voorbij flitsen. Hij was ontsnapt aan de giftige beet van het wezen in de boom, alleen om een zekere dood tegemoet te vallen. Ook Marco viel. Het was een schrale troost. Alec wilde zijn vriend ook niet zien sterven.
Alec voelde hoe hij ergens op viel, een doffe pijn in zijn rug, en hij verwachtte hoektanden in zijn vlees te voelen. Maar tot zijn verassing realiseerde hij zich dat het het gespierde lichaam van één van de Wilvox was dat onder hem kronkelde. Hij was zo snel gevallen dat de Wilvox geen tijd hadden gehad om te reageren, en hij was plat op zijn rug gevallen. De Wilvox had zijn val gebroken.
Er klonk een doffe bons naast hem, en Alec zag Marco op één van de andere Wilvox landen. Ook die ging tegen de grond. Dat liet alleen twee andere Wilvox over om het tegen op te nemen. Eén van hen sprong op Alec af en bracht zijn kaken naar Alecs onbedekte maag.
Alec, die nog steeds op zijn rug lag met de Wilvox onder hem, liet zijn instinct de overhand nemen. Terwijl het beest hem besprong, trok hij zijn benen op naar zijn hoofd. Het beest belandde boven op hem, en op dat moment gaf Alec met beide voeten een duw, en het beest vloog naar achteren.
Het kwam enkele meters verder in de sneeuw terecht, en dat gaf Alec wat tijd – en een tweede kans.
Op hetzelfde moment voelde Alec het beest onder hem vandaan krabbelen. Het bereidde zich voor om hem te bespringen, en Alec aarzelde geen seconde. Hij draaide snel om zijn as, sloeg zijn ene arm strak om de keel van het beest heen, en trok hem zo dicht tegen zich aan dat hij niet kon bijten. Hij kneep zo hard als hij kon. Het beest ging hevig tekeer in zijn houtgreep en probeerde wanhopig naar hem te bijten. Het kostte Alec al zijn kracht om het in bedwang te houden. Op de één of andere manier lukte het hem. Hij kneep harder en harder. Het beest trok weg en rolde door de sneeuw, en Alec hield zich vast en rolde mee.
Vanuit zijn ooghoek zag Alec een ander beest op zijn rug af springen, en hij kon de tanden van het beest al in zijn rug zien zinken. Hij had geen tijd om te reageren, dus hij deed wat contra-intuïtief was: zonder de andere Wilvox los te laten rolde hij op zijn rug, en hield het beest met zijn rug naar hem toe boven zich. De poten van de Wilvox spartelden in de lucht. Het andere beest was al in de lucht – en in plaats van dat hij zijn doelwit in Alec vond, zonken zijn tanden in de buik van het beest. Alec hield de Wilvox stevig vast terwijl het krijste en spartelde, en gebruikte het als een schild. Toen voelde hij het beest slap worden in zijn armen, en het hete bloed stroomde over hem heen.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте