"Ik…" Adele onderbrak zichzelf. "Wie is dat?" zei ze terwijl ze naar de telefoon knikte.
Jean liet het apparaat zakken en klikte op een knop aan de zijkant, terwijl hij de telefoon weer in zijn zak stopte, nog altijd fronsend. "Marion's vrienden. Agenten in uniform hebben ze weten te achterhalen. Ze wachten op ons, bij de bar."
"Waarom zie je er dan zo boos uit? Dit is toch goed nieuws."
"O ja? Is het zo goed? Hmm – nou, Michael en Sophie zullen er ook aanwezig zijn. Je herinnert je agent Buisson, ja?" Zijn toon was nu hoog van toon en nep-onschuldig, met de kwaadaardige onderstroom van slechte humor. "Ze weigerde met je samen te werken. Ik kan dit niet genoeg benadrukken, hè. Geweigerd. Noemde je een salope – herinner je je dit woord nog, hmm? En daarom zit ik dus opgezadeld met onze Amerikaanse prinses – omdat Buisson niet met je wilde werken."
Bij elk volgend woord verdween de glimlach iets meer van Adele’s gezicht. Ze slikte langzaam, en een kleine angststroom verspreidde zich door haar en tintelde langs haar ruggengraat. "Sophie Buisson? Is ze nu agent?"
"Die geeft geen leiding meer, hmm?" zei Jean, nog steeds met zijn vermoorde-onschuld-stem. Zijn humeur leek opeens flink verbeterd. "Ik vraag me af waarom dat toch zo is? Ze zou toch niet – nee, god verhoede – ze zou toch niet jou de schuld geven voor haar degradatie, of wel?” Zijn wenkbrauwen schoten omhoog in schijnverrassing.
"Jezus, wat een lul ben jij," snauwde Adele. Ze begon de helling op te stampen en wreef met haar hand over het koele metaal van de vangrail. "Kom je ook? Of zal ik onze getuigen maar in mijn eentje ondervragen?"
Jean antwoordde niet, maar ze hoorde hem vanachter haar grinniken terwijl hij volgde.
Vanbinnen zat er bij Adele een kluwen van emoties. Sophie Buisson was haar leidinggevende geweest toen ze voor de DGSI werkte. En wat een puinhoop was dat geweest. Na al die jaren zou ze toch geen wrok meer koesteren…
"Wie hou ik hier eigenlijk voor de gek," mompelde Adele hardop. Ze ging sneller lopen toen ze het trottoir bereikte en stampte op de auto af. Sophie Buisson was precies het type om wrok te koesteren. Marions vrienden ondervragen terwijl dat monster over haar schouder meekeek klonk al even plezierig als een bezoekje aan de tandarts.
Twee stappen vooruit, één stap achteruit.
Maar met of zonder agent Buisson…
De moordenaar had rood haar.
Vijfentwintig. Vierentwintig. Niet meer.
HOOFDSTUK NEGEN
Vanaf het moment dat ze Genna’s, de oude, kleine kroeg achter de universiteit, binnenstapte, voelde Adele de felle blik een gat in haar wang branden. Adele bekeek de drukke ruimte, en de vele lage krukjes die aan de ronde tafeltjes stonden. Het meubilair was verspreid over wat leek op een dansvloer die was omgebouwd tot een zitgedeelte voor een verhoogd podium aan de achterkant.
Adele voelde nog steeds hoe Sophie Buissons blik de benauwde ruimte vanaf de andere kant van de groezelige kamer doorboorde.
Adele weigerde in eerste instantie in die richting te kijken. Ze hield haar hoofd omhoog en manoeuvreerde met stevige bewegingen voorbij de tafels en goedkope aluminium stoelen.
Naast haar slenterde Jean voort, zijn humeur nog zuurder nadat ze op weg naar het gesprek met Marions vrienden driemaal voor een rood verkeerslicht kwamen te staan.
"Komen ze hier vaak?" vroeg Adele zachtjes, terwijl ze haar ogen strak voor zich uit gericht hield.
Jean gromde.
"Je zei dat ze hier waren toen Marion stierf. Is dat geverifieerd?"
De enorm lange agent gromde weer, maar zuchtte toen door zijn neus alsof hij zich realiseerde dat deze reactie het tij van vragen niet zou bedwingen. Zijn stem kraakte alsof zijn keel in roest was gesmeerd toen hij zei: "Ze komen hier na hun werk langs."
"En waarom ondervragen we ze hier?"
Jean trok een wenkbrauw op en keek naar zijn kleinere partner. "Agent Buisson zei dat ze dan wat meer ontspannen zouden blijven. Je zou liever hebben dat we ze naar verhoorkamers brengen, hmm? Wat Amerikaans toch van je."
Adele schudde haar hoofd en keek weer naar waar de kleine groep aan de andere kant van de bar zat.
Het deed haar denken aan haar oude studententijd, waar ze overigens niet veel vrolijker van werd. Om vrienden te hebben had je wortels nodig. En wortels vereisten dat iemand langer dan een luttele seconde op dezelfde plek bleef. Adele was nooit heel goed geweest in het zich ergens vestigen. Het was haar nooit aangeleerd. Zodra ze de universiteit verliet behoorde het opbouwen van vriendschappen tot de verleden tijd. Agent Lee van het hoofdkantoor was misschien de enige vriend die ze had; het was gemakkelijk om vriendschap te sluiten met een collega-workaholic.
Maar toen Adele zich eindelijk toestand een blik op de andere kant van de ruimte te werpen – de sfeer klopte niet helemaal overdag, met de meeste krukken en cabines leeg en het podium slechts als zitplaats dienend voor een paar klanten – zag ze een groep van vier jonge, aantrekkelijke Parijzenaren.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.