Een Juweel Voor Vorsten. Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: Een Troon Voor Zusters
Жанр произведения: Книги для детей: прочее
Год издания: 0
isbn: 9781094342948
Скачать книгу
niet,” zei Angelica. “Ik zoek informatie. En… ik heb het probleem met Sophia wellicht al opgelost.”

      De Weduwe gaf geen antwoord, maar creëerde een stilte. Angelica voelde een drang om die stilte te vullen voordat het te laat was.

      “Endi heeft een huurling gestuurd om haar te vermoorden,” zei Angelica. “En ik heb er zelf eentje ingehuurd, voor het geval hij mocht falen. Zelfs als hij Ishjemme weet te bereiken, dan zal Sebastian Sophia niet vinden.”

      “Hij zal niet in Ishjemme komen,” zei de Weduwe. “Rupert heeft hem gevangengenomen.”

      “Gevangengenomen?” zei Angelica. “U moet—”

      “Vertel me niet wat ik moet doen!”

      De Weduwe keek op haar neer en dit keer voelde Angelica ware angst.

      “Je bent al vanaf het begin een slang,” zei de Weduwe. “Je hebt geprobeerd mijn zoon te misleiden. Je wilde naar boven klimmen ten koste van mijn gezin. Je bent een vrouw die huurlingen en spionnen inhuurt en degenen die in je weg staan laat vermoorden. Toen ik dacht dat je mijn zoon zou afleiden van zijn gestoorde genegenheid voor dat meisje, kon ik dat nog verkroppen. Maar nu niet meer.”

      “Het is niet erger dan wat u heeft gedaan,” hield Angelica vol. Zodra ze het had uitgesproken, wist ze dat ze dat niet had moeten doen.

      De Weduwe knikte en de wachter sleurden Angelica hardhandig overeind.

      “Alles wat ik heb gedaan was noodzakelijk om mijn gezin te beschermen,” zei de Weduwe. “Elke dood, elk compromis, het was allemaal nodig om te voorkomen dat mijn zoons vermoord zouden worden door iemand die de macht wilde grijpen. Iemand zoals jíj. Jij handelt uitsluitend in eigenbelang en daar zal je voor sterven.”

      “Nee,” zei Angelica, alsof dat ene woord het kon voorkomen. “Alstublieft, ik kan het goedmaken.”

      “Je hebt je kans gehad,” zei de Weduwe. “Als mijn zoon niet vrijwillig met je wil trouwen, dan zal ik hem niet dwingen om naar bed te gaan met een spin zoals jij.”

      “De Assemblee van Aristocraten… mijn familie…”

      “Oh, ik kan je waarschijnlijk niet het masker van lood laten dragen voor wat je gedaan hebt,” zei de Weduwe, “maar er zijn meer manieren. Je verloofde heeft je zojuist in de steek gelaten. Je koningin heeft je hard toegesproken. Achteraf gezien had ik moeten weten hoe overstuur je was, hoe kwetsbaar…”

      “Nee,” zei Angelica weer.

      De Weduwe keek langs haar heen, naar de wachter. “Neem haar mee naar het dak en gooi haar ervan af. Laat het lijken alsof ze is gesprongen, uit verdriet om Sebastian. Zorg dat niemand je ziet.”

      Angelica probeerde te smeken en te vechten, maar die sterke handen sleurden haar al naar achteren. Ze deed het enige dat ze nog kon doen en begon te schreeuwen.

      HOOFDSTUK VIJF

      Rupert kookte van woede terwijl hij door de straten van Ashton richting de haven liep. Hij had nu door de straten moeten rijden, onder het gejuich van een liefhebbende bevolking die zijn overwinning vierde. Het volk had zijn naam moeten roepen en bloemen naar hem moeten gooien. Vrouwen hadden hem langs de route moeten opwachten, klaar om zichzelf voor zijn voeten te werpen, terwijl hij de jaloerse blikken van jonge mannen voelde branden.

      In plaats daarvan waren er alleen de vochtige straten en de mensen die zich bezighielden met wat boeren dan ook deden als ze niet druk waren met het toejuichen van hun meerderen.

      “Uwe hoogheid, is alles in orde?” vroeg Sir Quentin Mires. Hij was een van de twaalf soldaten die waren gekozen om hem te vergezellen, waarschijnlijk om ervoor te zorgen dat hij daadwerkelijk bij het schip zou arriveren. Waarschijnlijk hadden ze ook het bevel gekregen om Sebastians locatie te achterhalen voor hij vertrok. Het kwam niet eens in de buurt. Het was niet eens genoeg voor een erewacht, niet echt.

      “Nee, Sir Quentin,” zei Rupert. “Níéts is in orde.”

      Hij had nu de held moeten zijn. Hij had eigenhandig de invasie tegengehouden, toen zijn moeder en zijn broer te lafhartig waren geweest om te doen wat nodig was. Hij was de prins geweest die het koninkrijk op dat moment nodig had gehad, en wat kreeg hij ervoor terug?

      “Hoe is het in de Nabije Koloniën?” wilde hij weten.

      “Er is mij verteld dat de eilanden verschillend zijn, uwe hoogheid,” zei Sir Quentin. “Sommige eilanden zijn rotsachtig, andere bestaan voornamelijk uit zandvlaktes. Op andere eilanden zijn moerassen te vinden.”

      “Moerassen,” herhaalde Rupert. “Mijn moeder stuurt me weg om te helpen over moerassen te regeren.”

      “Ik heb gehoord dat de natuur er zeer divers is,” zei Sir Quentin. “Sommige natuurlijke wetenschappers uit het koninkrijk brengen er jaren door, in de hoop ontdekkingen te doen.”

      “Dus geïnfesteerde moerassen?” zei Rupert. “Je weet dat je het er niet beter op maakt, Sir Quentin?” Hij besloot de belangrijkere vragen te stellen en telde ze af op zijn vingers. “Zijn er goede gokhuizen? Beroemde courtisanes? Noemenswaardige plaatselijke dranken?”

      “Men zegt dat de wijn—”

      “Vervloek de wijn!” snauwde Rupert terug. Hij kon zichzelf niet bedwingen. Normaal gesproken was hij beter in staat om zich te gedragen als de gouden prins, zoals men van hem verwachtte. “Vergeef me, Sir Quentin, maar de kwaliteit van de wijn of het overvloedige wildleven zijn geen compensatie voor het feit dat ik praktisch verbannen word.”

      De andere man boog zijn hoofd. “Nee, uwe hoogheid, natuurlijk niet. U verdient beter.”

      Dat statement was net zo evident als nutteloos. Natuurlijk verdiende hij beter. Hij was de oudste prins en de rechtmatige erfgenaam van de troon. Hij verdiende alles dat dit koninkrijk te bieden had.

      “Ik overweeg om mijn moeder te vertellen dat ik niet ga,” zei Rupert. Hij keek om zich heen. Hij had nooit gedacht dat hij een stinkende, ellendige stad als Ashton zou gaan missen.

      “Dat is wellicht… onverstandig, uwe hoogheid,” zei Sir Quentin op een toon die suggereerde dat hij probeerde te voorkomen dat hij Rupert een idioot noemde. Hij dacht waarschijnlijk dat Rupert het niet merkte. Mensen hadden de neiging om te denken dat hij dom was, tot het te laat was.

      “Ik weet het, ik weet het,” zei Rupert. “Als ik blijf riskeer ik executie. Denk je nu echt dat mijn moeder me zou laten executeren?”

      De stilte waarin Sir Quentin naar zijn woorden zocht duurde veel te lang.

      “Jij denkt van wel. Jij denkt echt dat mijn moeder haar eigen zoon zou laten executeren.”

      “Ze heeft wel een zekere… meedogenloze reputatie,” merkte de hoveling op. Was dit echt hoe mannen met connecties in de Assemblee van Aristocraten altijd spraken? “En zelfs als ze úw executie niet door zou zetten, dan zouden de mensen om u heen wellicht… kwetsbaar zijn.”

      “Ah, dus het is je eigen huid waar je je druk om maakt,” zei Rupert. Dat klonk logischer wat hem betreft. Mensen, zo had hij ondervonden, maakten zich voornamelijk druk om hun eigen belangen. Die les had hij al vroeg geleerd. “Ik dacht dat je contacten in de Assemblee je wel zouden beschermen, zeker na zo’n overwinning.”

      Sir Quentin haalde zijn schouders op. “Over een maand of twee misschien. Nu hebben we de steun. Maar op dit moment praten ze nog steeds over de bemoeienis van koninklijke macht, over hoe u handelde zonder hun toestemming. In de tijd die het kost om hen van gedachten te laten veranderen, kan een man zo zijn hoofd verliezen.”

      Sir Quentin zou het zijne sowieso verliezen als hij het lef had om te suggereren dat Rupert toestemming nodig had om te doen wat hij wilde. Hij was degene die koning zou worden!

      “En daarbij, zelfs al zou ze u niet executeren, uwe hoogheid, uw moeder kan u gevangen zetten, of u verbannen naar een nog ergere plek, met bewaking.”

      Rupert gebaarde naar de mannen waar hij door omgeven was, die met hem en Sir Quentin meeliepen.

      “Ik