“Oh, is het weer zo ver?” vroeg hij.
“Wat bedoel je?”
“Je gebruikt je werk weer als een excuus om mij te negeren.”
“Ik gebruik het niet als een excuus om jou te negeren, Zack. Maar op dit moment maak ik me meer druk over de brute moordpartij op een moeder van twee jongens, dan dat ik me druk maak of jij wel genoeg aandacht krijgt.”
“En dat is de reden,” zei Zack, “ waarom ik geen haast heb om te trouwen. Je bent al getrouwd met je werk.”
Er waren ongeveer duizend opmerkingen die ze naar hem had kunnen terug slingeren maar Mackenzie wist dat het geen zin had. Ze wist dat hij in zekere zin gelijk had. Bijna elke nacht vond ze de dossiers die ze naar huis bracht interessanter dan Zack. Ze hield ongetwijfeld nog steeds van hem, maar er was niets nieuws aan hem - niets uitdagends.
“Welterusten,” zei hij bitter terwijl hij in bed kroop.
Ze keek naar zijn blote rug en vroeg zich af of het op een bepaalde manier haar verantwoordelijkheid was om hem aandacht te geven. Zou dat haar een goede vriendin maken? Zou dat haar een betere investering maken voor een man die doodsbang was voor het huwelijk?
De impuls om seks te hebben was weer verdwenen. Mackenzie haalde haar schouders op en keek weer naar de dossiers.
Als haar persoonlijke leven op de achtergrond zou moeten verdwijnen, dan was dat zo. Dit leven, volledig gewijd aan het zoeken naar de oplossing van een moordzaak, voelde voor haar hoe dan ook veel echter.
*
Mackenzie liep de slaapkamer van haar ouders binnen maar nog voordat ze door de deuropening stapte, rook ze iets waardoor haar zeven jaar oude maag begon te protesteren. Het was een pittige geur, die haar deed denken aan de binnenkant van haar spaarvarken, een geur vergelijkbaar met die van koperen centen.
Ze stapte de kamer binnen en zag het voeteneind van het bed, het bed waar haar moeder al een jaar of zo niet in had geslapen, een bed dat veel te groot leek voor alleen haar vader.Toen zag ze hem, zijn benen bungelend over de zijkant van het bed en met uitgestrekte armen alsof hij probeerde te vliegen. Overal was bloed: op het bed, aan de muur, zelfs op het plafond. Zijn hoofd was naar rechts gedraaid, alsof hij haar niet aan wilde kijken.
Ze wist meteen dat hij dood was.
Ze liep zijn richting op, haar blote voeten stapten in de spetters bloed op de grond. Ze wilde niet dichterbij komen, maar moest wel.
“Papa,”fluisterde ze al huilend.
Ze strekte haar hand uit, doodsbang, maar aangetrokken als een magneet.
Plotseling draaide hij zich om en staarde haar aan, nog steeds dood.
Mackenzie schreeuwde.
Mackenzie opende haar ogen en keek verward de kamer rond. De dossiers lagen op haar schoot verspreid. Zack sliep naast haar met zijn rug naar haar toe gedraaid. Ze haalde diep adem en veegde het zweet van haar voorhoofd. Het was maar een droom.
Toen hoorde ze het gekraak.
Mackenzie bevroor. Ze keek naar de slaapkamerdeur en stapte langzaam uit bed. Ze had de oude vloer in de woonkamer horen kraken, een geluid dat veroorzaakt werd als iemand door de woonkamer liep. Natuurlijk had ze geslapen en was ze net wakker geworden uit een nachtmerrie, maar ze had het echt gehoord.
Of toch niet?
Ze stapte uit bed en pakte haar dienstpistool dat op het dressoir lag, naast haar insigne en haar handtasje. Ze schoof zachtjes door de deuropening en liep de gang in. De gloed van de straatlantaarns die door de jaloezieën gefilterd de woonkamer flauwtjes verlichtten, onthulde een lege ruimte.
Ze stapte de kamer binnen, het pistool in haar hand, klaar om te schieten. Haar instinct vertelde haar dat er niemand was, maar ze voelde haar hart nog steeds in haar keel kloppen. Ze wist zeker dat ze de vloerplanken had horen kraken. Ze liep naar het bewuste gedeelte van de woonkamer, vlak voor de salontafel, en hoorde hoe het onder haar voeten kraakte.
Uit het niets kwam het beeld van Hailey Lizbrook bij haar op. Ze zag de lange striemen op de rug van de vrouw en de afdrukken in de modderige grond. Ze huiverde. Ze keek vol ongeloof naar het pistool in haar handen en probeerde zich de laatste keer te herinneren dat een zaak haar zo van slag had gebracht. Waar was ze in vredesnaam mee bezig? Had ze nou echt verwacht dat de moordenaar hier in haar woonkamer was geweest en haar had willen besluipen?
Geïrriteerd liep Mackenzie terug naar de slaapkamer. Ze plaatste het pistool stilletjes terug op het dressoir en ging naar haar kant van het bed.
Nog steeds een beetje bang en met de overblijfselen van haar droom nog steeds ronddolend in haar hoofd ging Mackenzie op bed liggen. Ze sloot haar ogen en probeerde weer te slapen.
Maar ze wist dat het moeilijk zou worden. Ze werd geplaagd, wist ze, door de levenden en de doden.
HOOFDSTUK ZEVEN
Mackenzie kon zich niet herinneren dat het ooit zo chaotisch was geweest op het bureau. Het eerste wat ze zag toen ze het gebouw binnentrad, was Nancy die door de gang naar iemands kantoor snelde. Ze had Nancy nog nooit zo snel zien bewegen. Ze zag de bezorgde blikken op de gezichten van de officieren die ze op weg naar de vergaderruimte passeerde.
Het leek erop dat het een bewogen ochtend zou worden. Er hing een voelbare spanning in de lucht die haar deed denken aan de zware, beklemmende atmosfeer vlak voor een zware zomerstorm.
Ze had zelf die spanning ook al gevoeld, nog voordat ze haar huis had verlaten. Om 7.30 uur had ze het eerste telefoontje ontvangen waarin haar was medegedeeld dat ze binnen enkele uren met de nieuwe informatie aan de slag zouden gaan. Terwijl ze had liggen slapen was gebleken dat de informatie die ze uit Kevin had kunnen lospeuteren veelbelovend was. Er was een arrestatiebevel uitgegeven en er werd een plan opgesteld.
Eén ding was echter al vastgesteld: Nelson wilde dat zij en Porter de verdachte binnen zouden brengen.
De tien minuten die ze op het bureau doorbracht waren hectisch. Terwijl ze een kopje koffie inschonk, blafte Nelson bevelen naar iedereen. Porter zat plechtig op een stoel aan de vergadertafel. Porter zag eruit als een pruilend kind dat alles deed om de aandacht te krijgen. Ze wist dat het feit dat dit nieuwe aanknopingspunt afkomstig was van een getuigenverhoor dat Mackenzie had afgenomen bij een jongen voor wie hij weinig tijd had gehad, aan hem moest vreten.
Mackenzie en Porter kregen de leiding en twee andere auto's zouden achter hen aan rijden om assistentie te verlenen indien dat nodig zou zijn. Het was de vierde keer in haar carrière dat ze de opdracht had gekregen om iemand op te pikken met een arrestatiebevel. De adrenalinestoot werd er niet minder om. Ondanks dat er een golf van energie door haar lichaam stroomde, bleef Mackenzie kalm en bedaard. Ze liep in alle rust en vol vertrouwen de vergaderzaal uit en begon het gevoel te krijgen dat dit nu haar zaak was, hoe graag Porter ook wilde dat het zijn zaak was.
Op weg naar buiten liep Nelson haar richting uit en nam haar zachtjes bij de arm.
“White, ik wil even met je praten, oké?”
Hij nam haar apart en nog voordat ze had kunnen antwoorden leidde hij haar naar de kopieerkamer. Hij keek samenzweerderig om zich heen om er zeker van te zijn dat niemand binnen gehoorafstand was. Toen hij zeker wist dat ze alleen waren, keek hij haar aan op een manier waardoor ze zich afvroeg of ze iets verkeerd had gedaan.
“Luister,” zei Nelson, “Porter kwam gisteravond naar me toe en vroeg of hij op een andere zaak kon worden gezet. Ik heb dat direct geweigerd. Ik heb hem ook gezegd dat het stom zou zijn om nu uit deze zaak te stappen. Weet jij waarom hij van deze zaak af wil?”
“Hij denkt dat ik gisteravond zijn gezag heb ondermijnt ,” zei Mackenzie. “Maar het was duidelijk dat de kinderen niet goed op hem reageerden en hij probeerde niet voldoende om ze te bereiken.”
"Oh,