Opeens hoorde ze geklop op de deur. Iemand was bij de hut. Het kon haar vader niet zijn. Hij had geen reden om op de deur te kloppen. Hij ging overal binnen wanneer hij dat wilde.
Het kloppen begon weer, maar deze keer klonk het anders. Er kwam een rinkelend geluid bij. Maar dat kon niet. De hut had geen deurbel. Deze keer hoorde ze enkel het rinkelen en het kloppen was verdwenen.
Opeens opende Jessie haar ogen. Ze lag in bed en nam even de tijd zodat haar hersenen konden verwerken dat het rinkelen dat ze hoorde van haar telefoon kwam. Ze leunde zijwaarts om haar telefoon te pakken en merkte op dat hoewel haar hart hevig sloeg en haar ademhaling oppervlakkig was, ze niet zo bezweet was als gewoonlijk na een nachtmerrie.
Het was rechercheur Ryan Hernandez. Terwijl ze het telefoontje beantwoordde, keek ze hoe laat het was: 2:13.
“Hallo,” zei ze en haar stem klonk amper slaperig.
“Jessie. Je spreekt met Ryan Hernandez. Sorry dat ik je op dit tijdstip bel, maar ik kreeg een oproep om een verdacht overlijden te onderzoeken in Hancock Park. Garland Moses doet geen oproepen meer midden in de nacht en alle andere profilers zijn al ergens mee bezig. Zie jij het zitten?”
“Natuurlijk,” antwoordde Jessie.
“Kan je er binnen dertig minuten zijn als ik je het adres doorstuur?” vroeg hij.
“Ik kan er binnen vijftien minuten zijn.”
HOOFDSTUK ZEVEN
Toen Jessie stopte voor de villa op Lucerne Blvd. Om 2:29 stonden er al verschillende politieauto’s, een ambulance en de auto van een patholoog voor het gebouw. Ze stapte uit en wandelde naar de voordeur. Ze probeerde zo professioneel mogelijk te lijken onder de omstandigheden.
Er stonden buren op de stoep en veel van hen hadden hun kamerjas aan om zichzelf te beschermen tegen de kilte van de nacht. Dit was geen typische gebeurtenis in een rijke buurt als Hancock Park. Omringd door Hollywood in het noorden en het district Mid-Wilshire in het zuiden, was het een enclave van mensen met “oud geld”, of tenminste wat voor “oud geld” doorging in een stad die zo weinig gaf om historische traditie.
De mensen die hier woonden waren niet de filmsterren of miljonairs van Hollywood die je in Beverly Hills of Malibu kon vinden. Dit waren de woningen van mensen met rijkdom die over generaties heen vergaard was. Sommigen onder hen hadden een baan, anderen niet. Als ze werkten, was dat vaak enkel om verveling te vermijden. Maar vanavond moesten ze geen angst hebben voor verveling. Een van hen was immers dood en iedereen wilde weten wie het was.
Jessie was opgewonden terwijl ze de trap opging naar de voordeur waar een geel politielint voor hing. Dit was de eerste keer dat ze bij een plaats delict arriveerde zonder een rechercheur. En dat betekende dat ze voor de eerste keer haar legitimatie moest laten zien om toegang te krijgen tot het afgesloten gebied.
Ze wist nog hoe opgewonden ze was toen ze haar legitimatie kreeg. Ze had een paar keer geoefend door ze aan Lacy te tonen in de flat. Maar nu ze onhandig in haar jaszak greep en probeerde ze te vinden, was ze onverwacht nerveus.
Dat was nergens voor nodig. De agent bovenaan de trap bekeek de legitimatie amper terwijl hij het politielint wegtrok en haar liet verdergaan.
Jessie zag dat Hernandez en een andere rechercheur in de foyer van het huis stonden. De jongere man zag eruit alsof hij aan het kortste eind had getrokken. Waarschijnlijk had rechercheur Reid zijn senioriteit gebruikt om de oproep aan iemand anders door te geven. Jessie vroeg zich af waarom Hernandez niet hetzelfde gedaan had. Hij zag haar en gaf haar het teken dat ze naar hen toe moest komen.
“Jessie Hunt, ken je rechercheur Alan Trembley al? Hij was de rechercheur die vanavond dienst had en hij zal samen met mij de case onderzoeken.”
Toen Jessie zijn hand schudde, merkte ze op dat hij er met zijn ongekamde, krullende, blonde haren en zijn bril die halverwege zijn neus stond, even warrig uitzag als zij zich voelde.
“Het slachtoffer bevindt zich in het tuinhuis,” zei Hernandez terwijl hij begon te lopen en de weg toonde. “Haar naam is Victoria Missinger. Vierendertig jaar oud. Getrouwd. Geen kinderen. Ze bevindt zich in een klein, verborgen hoekje van de grote kamer. Dit kan verklaren waarom het zo lang geduurd heeft voor ze gevonden werd. Haar echtgenoot belde ’s middags om te zeggen dat hij haar al urenlang niet meer had kunnen bereiken. Men vreesde dat het een ontvoering om losgeld was, dus doorzocht men pas enkele uren geleden het volledige huis. Een lijkenhond vond haar lichaam.”
“Jezus,” mompelde Trembley tussen neus en lippen. Daardoor vroeg Jessie zich af hoeveel ervaring hij had als hij al reageerde op het idee van een lijkenhond.
“Wat was de doodsoorzaak?” zei ze.
“De patholoog is nog ter plaatse en er is nog geen bloedonderzoek gedaan. Maar de hypothese is dat het om een overdosis insuline gaat. Er werd een naald gevonden in de buurt van het lichaam. Ze had suikerziekte.”
“Kan je sterven door een overdosis insuline?” vroeg Trembley.
“Ja natuurlijk, als dat niet behandeld wordt,” zei Hernandez terwijl ze door een lange gang liepen naar de achterdeur. “En het lijkt alsof ze urenlang alleen thuis was.”
“We hebben tegenwoordig wel veel incidenten met naalden, rechercheur Hernandez,” merkte Jessie op. “Weet je, ik ben best bereid om af en toe een schietpartij te onderzoeken.”
“Puur toeval, geloof me maar,” antwoordde hij glimlachend.
Ze gingen naar buiten en Jessie besefte dat het gigantische huis aan de voorkant een nog grotere tuin verborg. De helft van de ruimte werd ingenomen door een enorm zwembad. En daarachter bevond zich een tuinhuis. Hernandez liep ernaar toe en de andere twee volgden.
“Waarom denk je dat het geen ongeluk was?” vroeg Jessie hem.
“Ik heb nog geen conclusies getrokken,” antwoordde hij. “De patholoog kan ons morgenochtend meer vertellen. Maar mevrouw Missinger heeft al heel haar leven suikerziekte en volgens haar echtgenoot heeft ze nog nooit een ongeluk zoals dit gehad. Het lijkt erop dat ze wist hoe ze voor zichzelf kon zorgen.”
“Heb je al met hem gesproken?” vroeg Jessie.
“Nee,” antwoordde Hernandez. “Zijn eerste verklaring werd genoteerd door een agent in uniform. Hij zit nu in de ontbijtkamer met een agent die op hem let. We zullen met hem praten nadat ik je de plaats delict getoond heb.”
“Wat weten we over hem?” vroeg Jessie.
“Michael Missinger, zevenendertig jaar oud. Erfgenaam van het vermogen van de oliemagnaten Missinger. Hij verkocht zeven jaar geleden zijn aandelen en richtte een hefboomfonds op dat enkel in milieuvriendelijke technologie investeert. Hij werkt in het centrum van de stad in het penthouse van een van die gebouwen waar je de bovenkant amper van kan zien.”
“Heeft hij een strafblad?” vroeg Trembley.
“Maak je een grapje?” zei Hernandez. “Op papier is deze kerel zo schoon als wat. Geen privé-schandalen. Geen financiële problemen. Niet eens een parkeerboete. Als hij geheimen heeft, zijn ze goed verborgen.”
Ze bereikten het tuinhuis. Een agent in uniform trok het politielint opzij zodat ze naar binnen konden gaan. Hernandez nam de leiding en Jessie volgde. Trembley ging als laatste.
Terwijl ze naar binnen stapte, probeerde Jessie alle externe gedachten uit haar hoofd te bannen. Dit was haar eerste belangrijke case en misschien ging het om moord, dus wilde ze geen afleidingen die tussen haar en haar werk zouden komen. Ze wilde zich uitsluitend op haar omgeving concentreren.
Het tuinhuis was vol ouderwetse, ingetogen glamour. Het deed haar denken aan de cabana’s waarvan ze zich voorstelde dat ze gebruikt werden door filmsterren in de jaren 1920 wanneer ze het strand bezochten. De lange bank achterin de grote kamer had een houten frame, maar