Ze probeerde te vragen wat er met haar gebeurde maar ze kon haar tong niet goed bewegen. Er zat iets in haar mond.
Ze strekte een arm uit om één van de dokters aan zijn jas te trekken. Toen ze bewoog, zag ze de lijn uit haar pols komen. Het was een soort naald, een infuus of IV. De aanblik maakte haar misselijk—ze had nooit van naalden gehouden. Er zat opgedroogd bloed op haar arm.
Op dat moment besefte Kate dat het kort na het ongeluk was. Anders zou er geen bloed op haar zitten, en zouden er ook geen paramedici zijn. Dan zouden ze haar niet zo snel door een gang rollen. Als ze jarenlang in een coma zou hebben gelegen zou ze ergens op een verlaten afdeling hebben gelegen, door iedereen vergeten, waarschijnlijk bedekt met stof en spinnenwebben.
De wetenschap dat er geen significante tijd was verstreken kalmeerde haar iets, maar ze was nog altijd verontrust door de dokters en de uitdrukkingen op hun gezichten.
Uiteindelijk slaagde ze erin om één van de dokters bij zijn mouw te pakken. Hij keek neer naar waar haar hand hem vastgreep en de stof zich kreukte. Zijn gezicht werd bleek, alsof hij naar een spook keek. Hij keek op naar de ambulancebroeder.
“Ik dacht dat je zei dat haar botten verbrijzeld waren.”
De ambulancebroeder keek ook naar haar hand.
“Dat waren ze ook,” zei hij.
Hij hield abrupt halt, alsof hij zo verbijsterd was dat hij geen stap meer kon verzetten. Ze lieten hem achter en hij verdween uit het zicht.
Uiteindelijk voelde Kate dat de brancard een bocht omging, en ze kwamen tot een stop. De dokters waren druk bezig en sloten haar aan op allerlei machines die elk hun eigen piepgeluid maakten. Er werd in haar geprikt en gepord. Maar met elke minuut die verstreek leek ze weer een ander vermogen terug te krijgen, of controle over een ander lichaamsdeel.
Ze probeerde te praten maar dat ding in haar keel zat in de weg. Dus reikte ze omhoog. Ze voelde een soort plastic kapje om haar mond.
“Hey, hey, hey,” zei één van de dokters, die haar hand probeerde weg te halen. “Dat helpt je met ademhalen. Laat het zitten.”
Ze deed wat haar gezegd werd.
“Laten we haar propofol verhogen,” zei één van de dokters tegen een ander. “Er is nog altijd een kans op zwelling van de hersenen. Een coma biedt haar de meeste kans om de schade te reduceren.”
“Ze heeft de maximale dosis gehad,” zei de tweede.
“Nou, dan is er een fout gemaakt,” stelde de eerste. “Die paramedicus leek er niet helemaal bij met zijn hoofd. Heeft waarschijnlijk iets verkeerds opgeschreven. Dat meisje kan echt niet de maximale dosis gehad hebben.”
“Oké, prima, als jij het zegt.”
Kate voelde een tintelend gevoel op de plek waar het infuus in haar pols werd gedaan. Er kroop een vreemd gevoel door haar lichaam, als het soort vermoeidheid dat je voelde tijdens een saaie film. Het voelde zeker niet alsof ze onder narcose werd gebracht.
De dokters keken elkaar aan.
“Er moet iets mis zijn met de voorraad,” zei de eerste. “Oh God, zoek het uit, wil je? Het laatste dat we nu kunnen gebruiken is een rechtszaak.”
Eén van de dokters verdween en liet de andere twee achter.
Eén van hen leunde naar voren. Hij scheen met een lampje in haar pupillen.
“Heb je drugs gebruikt?” vroeg hij.
Ze schudde haar hoofd.
Hij zag er niet uit alsof hij haar geloofde.
“Want als je iets hebt gebruikt dat wellicht met de propofol interfereert dan moeten we dat weten. Geen amfetaminen?”
Kate schudde haar hoofd weer. Ze wilde de slang wanhopig graag uit haar keel hebben zodat ze met hen kon praten.
De dokters keken elkaar weer aan, en wisten niet wat ze moesten doen. Op dat moment liep er iemand anders naar het bed. Het was een vrouw in een pak.
“We hebben het meisje geïdentificeerd,” zei ze. “Er zat een identiteitskaart in haar rugtas. Kate Roswell van San Marcos Senior High School. De directeur zoekt de telefoonnummers van haar ouders voor me op.”
De dokters knikten.
“Je had het haar net zo goed zelf kunnen vragen,” zei één van hen. Hij gebaarde naar Kate, die klaarwakker en geduldig knipperend in bed lag.
De vrouw wankelde.
“Er is me verteld dat ze in een coma is gebracht.”
“Dat was ze ook,” zei de andere dokter.
Ze gaapten haar aan, en leken compleet verbijsterd.
“Kunt u ons even excuseren?”
De dokters liepen verdwaasd samen weg.
De vrouw wendde zich tot Kate.
“Kate, kun je me horen?” zei ze.
Kate knikte.
“En je bent Kate Roswell, klopt dat?”
Kate knikte weer.
“Mijn naam is Brenda Masters, ik ben maatschappelijk werkster hier in het ziekenhuis. Heeft iemand je vertelt wat er is gebeurd?”
Kate schudde haar hoofd. Maar niemand hoefde het haar te vertellen. Ze herinnerde zich alles. De camper die tegen haar lichaam aan sloeg en haar botten verbrijzelde. De duisternis die haar overviel terwijl ze de dood voelde naderen. En Elijah. Elijah met zijn ontblootte hoektanden, die hij in haar nek zette.
“Typisch dokters,” zei de vrouw. “Het komt nooit bij ze op om met de patiënten te praten.” Brenda ging in de stoel naast Kate zitten. “Je bent aangereden door een camper. Je ligt in het Santa Barbera Cottage Hospital. Ik zal met jou en je ouders werken terwijl je hersteld. Maak je geen zorgen, ze zullen hier snel zijn.”
Brenda aaide haar arm.
Maar haar familie was wel het laatste dat Kate nu wilde. Ze zouden ongetwijfeld een manier vinden om haar de schuld te geven. Ze zouden zeggen dat ze roekeloos was omdat ze de remmen van haar fiets niet had onderhouden, of dat ze te snel van die heuvel was gereden. Ze kon zich al voorstellen hoe haar moeder tegen haar tekeer zou gaan. Of erger nog, ze zou kunnen claimen dat Kate aandacht zocht omdat Madison mocht studeren en zei geen taart kreeg op haar verhaardag. Er schoten een miljoen gedachten door haar hoofd, en de tranen sprongen in haar ogen.
Er verscheen een kleine frons op Brenda’s gezicht. “Je wil je ouders hier niet hebben?” vroeg ze.
Kate schudde haar hoofd weer, en één van haar tranen gleed over haar wang.
De vrouw leek bezorgd om die onthulling. Ze begreep waarschijnlijk niet waarom een zeventienjarig meisje dat een bijna fataal ongeluk had gehad haar familie niet om zich heen wilde. Ze had waarschijnlijk nooit iemand als de Roswells ontmoet.
“Heb je iets gedaan dat niet mocht?” zei Brenda vriendelijk. “Want als je bezorgd bent dat ze bood op je zullen zijn dan weet ik zeker dat dit niet het geval zal zijn. Ze willen gewoon weten dat je in orde bent.”
Kate schudde haar hoofd weer. Ze zouden kwaad zijn, ja, maar niet specifiek om wat ze had gedaan. Het was vanwege haar bestaan.
De tranen stroomden over haar wangen.
“We moeten je ouders informeren,” zei de vrouw. “Legaal gezien ben je nog een kind.” Toen werd haar toon zachter. “Kate, ik ga je iets heel belangrijks vragen en ik wil dat je goed nadenkt over je antwoord. Knik ja als je het eens bent met wat ik zeg en schud je hoofd als je het niet eens bent. Kate, doen je ouders je pijn?”
Kate slikte, haar keel pijnlijk