Geen tijd voor herinneringen nu, er waren dringendere zaken.
De middagkrant lag op tafel. Op de voorpagina stond een foto van Avery Black, die met een geschrokken blik recht in de camera keek die onverwacht in haar gezicht geduwd was. De kop, in grote letters, luidde: Moord in Lederman Park: strafpleiter van een seriemoordenaar onderzoekt de zaak! Naast deze paginagrote foto stond een foto van Howard Randall, de oude verschrompelde seriemoordenaar met jampotglazen en een valse lach, de man van wie Avery nog steeds nachtmerries had. Deze foto had als titel: ‘Vertrouw niemand: advocaat noch politie.’
“Heb je dit gezien?” snoof Connelly. Hij pakte de krant op en gooide die terug op tafel. “Je hebt de voorpagina gehaald! Het is pas je eerste dag bij Moordzaken en je bent al voorpaginanieuws. Alwéér. Heb je er enig idee van hoe onprofessioneel dit overkomt? Nee, nee,” zei hij toen hij Ramirez’ blik zag, “waag het niet om hier iets op te zeggen. Jullie hebben het allebei verpest. Ik weet niet met wie jullie vanmorgen hebben gesproken, maar jullie hebben een gigantische puinhoop veroorzaakt. Hoe kreeg Harvard te horen dat Cindy Jenkins dood is? Op de website van Kappa Kappa Gamma werd een herdenkingsregister geopend.”
“Een goeie gok?” zei Avery.
“Krijg de klere, Black! Je staat niet langer op de zaak. Heb je dat goed begrepen?”
Hoofdinspecteur O’Malley kwam de kamer binnen.
“Wacht,” protesteerde Ramirez. “Dit kun je niet maken. Je weet helemaal niet wat we te weten zijn gekomen.”
“Het kan me niet schelen wat je te weten bent gekomen,” gromde Dylan. “Ik ben nog niet klaar. Het wordt nog beter. De burgemeester heeft een uur geleden gebeld. Blijkbaar speelt hij golf met de vader van Jenkins en hij wilde weten waarom een strafpleiter, die nota bene een seriemoordenaar heeft vrijgepleit, op de moordzaak zit van de dochter van een van zijn beste vrienden.”
“Kalm aan,” zei O’Malley.
Dylan draaide zich met een rood gezicht en open mond om. Bij het zien van de hoofdinspecteur – die een heel stuk kleiner en stiller was, maar die bijzonder opgefokt was en eruitzag alsof hij elk moment kon ontploffen – nam Dylan een stap terug.
“Om welke reden dan ook,” zei O’Malley gelaten, “is deze zaak gewoon helemaal uit de hand gelopen. Daarom wil ik precies weten wat jullie de hele dag hebben gedaan, tenminste als jij daar mee akkoord kunt gaan, Dylan?”
Connelly mompelde iets bij zichzelf en draaide zich om.
De hoofdinspecteur knikte naar Avery. “Voor de draad ermee.”
“Ik heb de naam van het meisje nooit genoemd,” zei Avery, “maar ik heb wel een van haar medestudenten bij Kappa Kappa Gamma ondervraagd, de beste vriendin van Cindy Jenkins, Rachel Strauss. Zij heeft waarschijnlijk het verband gelegd. Het spijt me,” zei ze met een oprecht verontschuldigende blik in Dylans richting. “Ik ben niet zo goed in small talk. Ik was op zoek naar antwoorden en die heb ik gevonden.”
“Vertel het dan,” moedigde Ramirez haar aan.
Avery liep om de vergadertafel heen. “We hebben te maken met een seriemoordenaar.”
“Kom nou toch!” mopperde Dylan. “Hoe kan zij dat nou weten? Ze is pas één dag met de zaak bezig. We hebben pas één dood meisje. Dat kan helemaal niet.”
“Hou nu toch eens je mond!” schreeuwde O’Malley.
Dylan beet op zijn onderlip.
“Dit is geen gewone moord,” zei Avery. “Dat zei je zelf ook al, hoofdinspecteur, en ik denk dat jij dit ook ingezien moet hebben,” zei ze tegen Dylan. “Het slachtoffer ziet eruit alsof ze nog leeft. Onze moordenaar aanbad haar. Geen enkele blauwe plek op haar lichaam, geen verkrachting, dus een overval of huiselijk geweld kunnen we alvast uitsluiten. Het forensisch rapport bevestigt dat ze werd gedrogeerd met een krachtig, hoogstwaarschijnlijk natuurlijk middel dat de moordenaar waarschijnlijk zelf heeft samengesteld uit plantenextracten, waardoor ze bijna meteen verlamd raakte en langzaam werd vermoord. Ervan uitgaande dat hij deze planten zelf ergens stiekem kweekt, heeft hij hiervoor licht, een watersysteem en plantenvoeding nodig. Ik heb een paar mensen opgebeld om te weten te komen hoe deze zaden worden geïmporteerd, waar ze worden verkocht en hoe je aan al het benodigde materiaal hiervoor kunt komen. Hij wilde dat zijn slachtoffer in leven bleef, in elk geval een tijdje. Ik had geen idee waarom, tot we hem zagen op het beeld van bewakingscamera’s.”
“Wat?” fluisterde O’Malley.
“We hebben hem,” zei Ramirez. “Maar maak je nog niet al te blij. De beelden zijn korrelig en het is lastig te zien, maar de hele ontvoering werd door twee camera’s geregistreerd. Jenkins verliet zondagnacht iets na halfdrie een feestje om naar het huis van haar vriend te gaan. Hij woont op ongeveer vijf straten van het Kappa Kappa Gamma-gebouw. Avery nam dezelfde weg die Jenkins normaal zou hebben genomen. Ze kwam langs een steegje. Ik weet niet hoe ze erbij kwam, maar opeens kreeg ze het idee om de bewakingscamera van een sigarettenwinkel daar in de buurt te controleren.”
“Daar is een bevelschrift voor nodig,” onderbrak Dylan.
“Alleen als iemand erom vraagt,” antwoordde Avery. “En soms kom je al een heel eind met enkel een vriendelijke lach en een aardig gesprekje. Deze winkel kreeg het afgelopen jaar een keer of tien met vandalisme te maken,” vervolgde ze. “Onlangs heeft de eigenaar een bewakingscamera geïnstalleerd. Nu ligt die winkel aan de andere kant van de straat, schuin tegenover dat steegje en op een wat grotere afstand, maar toch kun je op de beelden duidelijk een meisje zien – en ik geloof echt dat het Cindy Jenkins was – die tussen de bomen vastgegrepen wordt.”
“En toen belde ze mij,” ging Ramirez verder. “Eerlijk gezegd dacht ik dat ze gek was. Echt waar. Die beelden leken mij echt niet duidelijk genoeg. Maar Avery wilde dat ik de forensische dienst belde om de hele zaak daar ter plaatse te onderzoeken. Je kunt je wel voorstellen dat ik kwaad was. Maar,” zei hij enthousiast, “ze had gelijk. Er hing nog een andere camera in de buurt, bij het laadperron op het einde van het steegje. We vroegen het bedrijf of we de beelden konden zien. Ze gingen akkoord en boem!” zei hij met uitgestrekte armen. “Op de beelden zagen we een man uit het steegje komen die ons slachtoffer stevig vasthield. Dezelfde jurk. Dezelfde schoenen. Hij was tenger gebouwd en duidelijk kleiner dan Cindy, en hij danste. Hij hield haar vast en danste werkelijk met haar. Ze was duidelijk onder invloed van iets. Haar voeten hingen er maar zo’n beetje bij. Op een bepaald ogenblik kijkt hij zelfs recht in de camera. Die griezel stond ons gewoon uit te lachen. Hij zette haar op de passagiersstoel van een minibusje en reed weg alsof er niets was gebeurd. Een donkerblauwe Chrysler was het.”
“Kenteken?” vroeg Dylan.
“Vals natuurlijk. Ik heb het al gecheckt. Zal wel een nep nummerplaat zijn. Ik ben een lijst aan het samenstellen van alle Chrysler-minibusjes met dezelfde kleur die de afgelopen vijf jaar in een straal van vijf naburige staten werden verkocht. Hij had zich natuurlijk ook hebben vermomd. Je kon amper zijn gezicht zien. Hij had een snor, mogelijk een pruik op en droeg een bril. Het enige wat we kunnen inschatten is zijn lengte – ongeveer een meter zeventig – en misschien zijn huidskleur: blank.”
“Waar zijn de opnamen?” vroeg O’Malley.
“Beneden bij Sarah,” antwoordde Avery. “Ze zegt dat het wel een tijdje kan duren, maar ze zal proberen op basis van wat ze kan zien morgen een compositietekening af te hebben. Als we iets van een gezicht hebben, kunnen we dat vergelijken met onze verdachten en onze database checken om te kijken of er iets herkenbaars tussen zit.”
“Waar zijn Jones en Thompson?” vroeg Dylan.
“Ik hoop dat ze nog steeds aan het werk zijn,” zei Avery. “Thompson heeft de leiding over de surveillance in het park. Jones probeert uit te zoeken