Warda: Roman uit het oude Egypte. Georg Ebers. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Georg Ebers
Издательство: Public Domain
Серия:
Жанр произведения: Зарубежная классика
Год издания: 0
isbn:
Скачать книгу
voorkomt. Nog wordt dit vingerspel door de volken van Zuid-Europa dikwijls gespeeld. De voorstellingen, zooals wij ze op de gedenkteekenen vinden, heeft Minutoli weergegeven in de Leipziger Illustr. Zeitung, 1852, s. 331, ff.

44

Het Syëne der Grieken, tegenwoordig Assoean, bij den eersten waterval.

45

Er zijn van Ramses vele portretten bewaard gebleven, het schoonste is wel zijn voortreffelijk standbeeld, dat te Turijn wordt bewaard. In dat profiel, met den schier onmerkbaar gebogen neus, heeft men eenige gelijkenis met Napoleon meenen te zien.

46

Een gevaarlijk soort van giftslangen in Egypte. Wegens hun snelwerkende macht over leven en dood, werden zij gekozen tot koninklijk symbool. De Uraeusslang wordt aan geen diadeem der pharao’s gemist.

47

De godin Moeth, die met Amon en Choensoe een trias uitmaakt. Het groote rijksheiligdom, de tempel van Karah, was haar gewijd.

48

Diodorus I, 91.

49

Amon, Moeth en Choensoe.

50

„Dan snijdt de Paraschiet met een Ethiopischen steen zoover door het vleesch van het lijk, als de wet voorschrijft. Terstond loopt hij echter in allerijl weg, en de aanverwanten van den gestorvene vervolgen hem met steenen en vloeken, als wilden zij de schuld op hem wentelen.” Diodorus, I, 91.

51

Letterlijk: de doorsteek. Het eerste Suez-kanaal wordt bedoeld, dat door Seti I, den vader van Ramses, werd aangelegd, en waarvan wij nog eene afbeelding bezitten op den noordelijken buitenmuur van den tempel van Karnak. Het had ongeveer de richting van het door De Lesseps gegraven zoetwater-kanaal, en maakte het land van Gosen zoo bijzonder vruchtbaar. Mogelijk verbond het ook in noordelijke richting de meeren op de landengte van Suez.

52

Egyptisch: Mestem, d.i. stibium of spiesglas, dat reeds zeer vroeg uit Azië in Egypte ingevoerd en algemeen gebruikt werd.

53

De takken van den mastikboom worden nog heden, om den aangenamen smaak, gaarne door de Egyptische vrouwen gekauwd. De oude Egyptenaars gebruikten allerlei soort van mondpillen. Men kan er recepten van vinden in den papyrus-Ebers.

54

De godin met den kop van eene leeuwin of kat, waarop meestal de zonneschijf met de slang is te zien. Zij wordt eene dochter van Ra genoemd en aan de kroon haars vaders is zij als Uraeus-slang de verpersoonlijking van den moordenden gloed der zon. In het menschelijk leven verbeeldde zij den gloeienden en wilden hartstocht der liefde. Als kat of met den kop eener leeuwin snijdt zij brandende wonden in de ledematen der schuldigen, zoodra zij in de onderwereld zijn. Hare geschenken zijn dronkenschap en zinnelijken lust. Zij wordt ook Bast, en naar hare Phoenicische zustergodheid Astarte genaamd.

55

De velden der gelukzaligen (Elysium) bestemd voor de verheerlijkte geesten. In het Doodenboek ziet men hoe de gelukzaligen daar bij koele wateren zitten, zaaien en oogsten.

56

De Arameërs, volgens de hoogstwaarschijnlijke uitlegging van Schrader. De volken van westelijk Azië hadden zich, in den tijd van dit verhaal, met hen vereenigd.

57

Naar de Idylle van Theocritus: De tooveres.

58

Spreekwijzen en toovermiddelen van heksen, voorkomende in een magischen papyrus. De door Chabas uitgegeven Papyrus magique Harris is ongeveer uit den tijd van ons verhaal afkomstig. Ook is hier gebruik gemaakt van den door Dr. Leemans uitgegeven magischen papyrus, die op het Leidsche Museum wordt gevonden, en van den toover-papyrus (in ’t Grieksch) te Berlijn aanwezig, in het licht gegeven door Parthey.

59

De Egyptenaars hadden vóor Alexander en de Ptolemeërs geen munt. Zij wogen het metaal, waaraan zij gewoonlijk den vorm van ringen gaven.

60

Galimatias of wartaal uit een Berlijnschen toover-papyrus.

61

Volgens den papyrus-Lee en Rollin. Vgl. Birch, Sur un papyrus magique (Revue archéol. 1863); Chabas, Papyrus magique Harris; Devéria, Papyr judiciaire de Turin.

62

Een bijzondere vorm van Anubis. Hij was de plaatselijke god van Lykopolis, het tegenwoordige Sioet.

63

Typhon had het lijk van Osiris in veertien stukken gesneden en deze over Egypte verspreid. Waar Isis er een vond, daar richtte zij een grafteeken op voor haar gemaal. Geen dier graven was in den lateren tijd zoo heilig als dat van Abydus, waarheen ook voorname Egyptenaars hunne mummies lieten brengen, om in de nabijheid van Osiris te rusten.

64

De zin dezer woorden wordt eerst later duidelijk. Vert.

65

Een beroemd reukwerk van de Egyptenaren. Recepten om het te bereiden zijn bewaard gebleven in den papyrus-Ebers, in de laboratoriën van de tempels, bij Dioskorides, Plutarchus, Galenus e.a. Parthey heeft door den apotheker L. Voigt te Berlijn drie soorten laten namaken. Het kyphi volgens het voorschrift van Dioskorides, was het beste. Voigt bereidde het uit rozijnen, wijn, radix Galangae, baccula juniperi, radix calami aromatici, asphalt, mastik, myrrhe, Bourgondische hars en honig.

66

Een muziekinstrument, dat bij de godsdienstplechtigheden der Egyptenaars wordt gebruikt en waarvan nog vele exemplaren in de museën worden bewaard. Plutarchus beschrijft het met juistheid aldus: „Het sistrum is van boven rond gebogen, en de gebogen plaat omvat de vier staven, die in beweging worden gebracht. Op de ronding, boven, bevestigen zij het beeld van eene kat met een menschengezicht; onder de vier beweegbare staafjes plaatsen zij aan de eene zijde het gezicht van Isis en aan de andere zijde dat van Nephthys.” Boven op een bronzen sistrum in het museum te Berlijn is de kat aanwezig; bij andere exemplaren vindt men gewoonlijk aan het einde van den steel maskers van Hathor. In het sanctuarium van den tempel dezer godin te Dendera werd eene afbeelding van het heilige sistrum op eene in het oog vallende plaats aangebracht.

67

Amon, d. i. de verborgene. Hij was de god van Thebe, die, nadat onder zijne bescherming de Hyksos uit het Nijldal waren verdreven, met Ra van Heliopolis werd vereenigd, en toegerust met de attributen van alle overige goden. Het wezen dezer godheid werd hoe langer hoe meer vergeestelijkt tot dat men het, in de esoterische leer onder de Ramessiden, gelijk stelde met het eeuwig verstand, dat het heelal vervult en alles bestuurt. Hij is de „echtgenoot zijner moeder, zijn eigen vader en zijn eigen zoon.” Als „levende Osiris” bezielt hij al het geschapene, het vervullende met zijn geest. Het stoffelijke komt bij hem tot een hooger bestaan. Hij wordt „weldadig, schoon, zonder gelijke” genoemd, maar ook een „vernietiger van het kwade,” in wien de mensch met vreugd de geheime kracht vereert, die het goede verheft en het booze nederwerpt. Men erkent hem aan de hooge dubbele veder op zijn kroon. Als Amon-Chnem wordt hij afgebeeld met een ramskop.

68

Oorspronkelijk de zonnegod. Zijn naam werd later in de pantheïstische leer der mysteriën gebruikt voor dien van den god die het Al is.

69

Ptah, door de Grieken Hephaistos genoemd, is de oudste onder de goden; de groote godheid die de grondstof der schepping heeft gemaakt, „die er van den aanvang geweest is;” wien de zeven Chnemoe als architecten helpend ter zijde staan, en die „de Heer der waarheid” wordt genoemd, omdat de wetten en de bepalingen, waaraan wat ontstaat onderworpen is, door hem zouden zijn ingesteld. Hij schiep ook de kiemen van het licht, staat daarom aan het hoofd van alle zonnegoden, en wordt schepper genoemd van het ei, waaruit, nadat hij de schaal had verbroken, zon en maan te voorschijn traden. Van daar zijn naam: „Hij die opent.” Hij werd voornamelijk te Memphis vereerd. De Apis was zijn heilig dier. In de leer der onsterfelijkheid en in de onderwereld treedt hij gewoonlijk op als Ptah Sokar Osiris, die de ondergaande zon en de afgestorvenen datgene verleent, wat zij behoeven om weder op te gaan en op te staan.

70

De heilige Sirius of het Hond-gesternte, dat aan Isis geheiligd was. De omloop van dit gesternte stemde in den tijd der pharao’s overeen met het ware astronomische jaar en kon den Egyptenaars daarom reeds vroeg tot grondslag voor de tijdrekening dienen.

71

Toth-Hermes. Zie boven.

72

De Egyptische naam van Mozes, dien wij als een tijdgenoot van Ramses mogen aanmerken, daar de uittocht