Ridder, Erfgenaam, Prins . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: Over Kronen en Glorie
Жанр произведения: Героическая фантастика
Год издания: 0
isbn: 9781640290747
Скачать книгу
bent blij dat je met me bent getrouwd?”

      “Ik ben heel gelukkig,” verzekerde Thanos haar. “En jij?”

      “Het is alles dat ik ooit heb gewild,” zei Stephania. “En weet je wat ik nu wil?”

      “Wat?”

      Thanos zag haar omhoog reiken, en haar jurk viel golvend naar beneden.

      “Jou.”

      ***

      Thanos ontwaakte door de eerste stralen zonlicht, die door de ramen naar binnen vielen. Naast zich voelde hij de warmte van Stephania’s lichaam. Eén van haar armen lag om hem heen terwijl ze tegen hem aan lag. Thanos glimlachte, en voelde de liefde in zich opwellen. Voor het eerst in een lange tijd voelde hij zich weer gelukkig.

      Als hij het gekletter van harnassen en het gehinnik van paarden niet had gehoord, had hij zich weer tegen Stephania opgekruld en was hij weer in slaap gevallen. Of hij had haar gewekt met een kus. Maar in plaats daarvan stond hij op, en liep hij naar het raam.

      Hij was net op tijd om Lucious het kasteel te zien verlaten. Hij reed aan het hoofd van een groep soldaten, wimpels wapperend in de wind, alsof hij een ridder op een missie was in plaats van een slager die zich voorbereidde om een weerloos dorp aan te vallen. Thanos keek hen na, en wierp toen een blik op Stephania, die nog steeds lag te slapen.

      Stilletjes begon hij zich aan te kleden.

      Hij kon dit niet laten gebeuren. Dat kon hij niet, zelfs niet voor Stephania. Ze had het gehad over betere manieren om met Lucious af te rekenen, maar wat hield dat precies in? Beleefd doen en hem wijn aanbieden? Nee, Lucious moest tegengehouden worden, nu meteen, en er was slechts één manier om dat te doen.

      Zachtjes, voorzichtig om Stephania niet wakker te maken, glipte Thanos de kamer uit. Toen hij buiten was rende hij naar de stallen, en riep hij naar een bediende om hem zijn wapenrusting te brengen.

      Het was tijd voor gerechtigheid.

      HOOFSTUK TWEE

      Berin kon de opwinding voelen. De nerveuze energie was voelbaar op het moment dat hij de tunnel in stapte. Hij volgde Anka door het ondergrondse gangenstelsel, met Sartes aan zijn zijde. Hij passeerde wachters die respectvol naar hem knikten, rebellen die zich van hot naar her haastten. Hij liep door de Wachterspoort en voelde wat het verzet had bereikt.

      Nu, zo leek het, hadden ze een kans.

      “Deze kant op,” zei Anka, gebarend naar een uitkijkpunt. “De anderen wachten op ons.”

      Ze liepen door stenen gangen die eruit zagen alsof ze altijd al hadden bestaan. De Ruïnes van Delos, diep onder de grond. Berin liet zijn hand over het gladde gesteente glijden, bewonderend op de manier waarop alleen een smid dat kon. Hij verwonderde zich over hoe lang deze tunnels al bestonden, over wie ze had gebouwd. Misschien dateerden ze zelfs uit het tijdperk van de Ouden, lang geleden.

      En dat deed hem denken aan de dochter die hij had verloren.

      Ceres.

      Het gekletter van hamers op metaal en de plotselinge hitte van vuur rukte Berin uit zijn gedachten. Hij zag een tiental mannen zwoegen, druk in de weer met het produceren van borstplaten en korte zwaarden. Het herinnerde hem aan zijn oude werkplaats, aan dagen toen zijn familie nog niet verscheurd was.

      Ook Sartes staarde naar de werkende mannen.

      “Ben je in orde?” vroeg Berin.

      Sartes knikte.

      “Ik mis haar ook,” zei Berin. Hij legde een hand op Sartes’ schouder, wetend dat hij aan Ceres dacht, die altijd bij de werkplaats had rondgehangen.

      “Dat doen we allemaal,” merkte Anka op.

      Even stonden ze daar met zijn drieën, en Berin wist dat ze allemaal beseften hoe veel Ceres voor hen had betekent.

      Hij hoorde Anka zuchten.

      “Het enige dat we kunnen doen is blijven vechten,” voegde ze toe, “en wapens blijven smeden. We hebben je nodig, Berin.”

      Hij probeerde zich te concentreren.

      “Doen ze alles dat ik heb gezegd?” vroeg hij. “Verhitten ze het metaal voldoende voor het blussen? Anders wordt het niet hard.”

      Anka glimlachte.

      “Dat kun je na de meeting zelf zien.”

      Berin knikte. Op deze manier kon hij zich in ieder geval nog nuttig maken.

      ***

      Sartes liep naast zijn vader en achter Anka terwijl ze hun weg door de tunnels vervolgden. Er waren hier beneden meer mensen dan hij kon bevatten. Mannen en vrouwen verzamelden voorraden, oefenden met wapens, en liepen door de gangen. Sartes herkende een aantal van hen als voormalige dienstplichtigen, bevrijd uit de greep van het leger.

      Ze kwamen uit in een spelonkachtige ruimte, voorzien van stenen sokkels waar misschien ooit standbeelden op hadden gestaan. In het licht van flikkerende kaarsen kon Sartes de leiders van het verzet zien, die al op hen stonden te wachten. Hannah, die het niet eens was geweest met de aanval, keek nu zo blij dat het leek alsof zij degene was geweest die het had voorgesteld. Oreth, die nu als één van Anka’s belangrijkste plaatsvervangers fungeerde, leunde met zijn slanke postuur tegen de muur, glimlachend in zichzelf. Sartes spotte het forse silhouet van Edrin, de voormalige havenwerker, bij de rand, en hij zag Yeralts glinsterende sieraden. De zoon van de koopman leek bijna misplaatst hier. Ze lachten en maakten grapjes met elkaar.

      Ze zwegen toen ze naderden, en nu kon Sartes het verschil zien. Voorheen hadden ze bijna met tegenzin naar Anka geluisterd. Maar nu, na de hinderlaag, zag hij respect in hun ogen. Voor Sartes zag ze er nu nog meer uit als een leider. Haar rug was recht, en ze kwam zelfverzekerder over.

      “Anka, Anka, Anka!” begon Oreth, en al snel begonnen de anderen mee te doen, zoals de andere rebellen ook hadden gedaan na het gevecht.

      Sartes voegde zich bij hen. De naam van de leider van het verzet galmde door de ruimte. Pas toen Anka om stilte gebaarde stopten ze.

      “We hebben het goed gedaan,” zei Anka, terwijl er ook op haar gezicht een glimlach verscheen. Het was voor het eerst sinds het gevecht dat Sartes haar had zien glimlachen. Ze was te druk geweest met zorgen voor het vervoeren van de slachtoffers vanaf de begraafplaats. Ze had een oog voor detail, en haar talent bloeide op in het verzet.

      “Goed?” herhaalde Edrin. “We hebben ze verpletterd.”

      Sartes hoorde de doffe dreun van zijn vuist tegen zijn handpalm toen hij zijn punt benadrukte.

      “We hebben ze verwoest,” stemde Yeralt in, “dankzij jouw leiderschap.”

      Anka schudde haar hoofd. “We hebben ze samen verslagen. We hebben ze verslagen omdat we allemaal onze bijdrage hebben geleverd. En omdat Sartes ons de plannen heeft gebracht.”

      Sartes voelde hoe zijn vader hem naar voren duwde. Dat had hij niet verwacht.

      “Anka heeft gelijk,” zei Oreth. “We zijn Sartes veel verschuldigd. Hij heeft ons de plannen gebracht, en hij was degene die de dienstplichtigen wist te overtuigen om zich bij ons aan te sluiten. Het verzet heeft nu meer leden dankzij hem.”

      “Half-getrainde dienstplichtigen,” zei Hannah. “Geen echte soldaten.”

      Sartes keek naar haar. Ze was er vanaf het begin af aan al op tegen geweest dat hij mee deed. Hij mocht haar niet, maar daar ging het niet om. De rebellen waren allemaal deel van iets dat groter was dan zij zelf.

      “We hebben ze verslagen,” zei Anka. “We hebben een gevecht gewonnen, maar dat is niet hetzelfde als het Rijk verpletteren. We hebben nog een lange weg te gaan.”

      “En ze hebben nog altijd een heleboel soldaten,” zei Yeralt. “Een lange oorlog tegen hen zou ons wel eens heel veel slachtoffers kunnen kosten.”

      “Je