Daar het Kerguelen-eiland op onzen weg ligt, besluiten we, daar aan te doen en een bezoek te brengen aan onze landgenooten, die er een jachtstation voor de walvischvangst hebben opgericht. Sedert eenigen tijd worden onze honden magerder, waarschijnlijk doordat hun voeding niet de noodige hoeveelheid vet bevat, en nu zal op Kerguelen de plek waar de walvisschen worden uitgesneden, ons zooveel vet bezorgen als we begeeren. En ook, ofschoon de voorraad water voldoende is, als we zuinig zijn, zou ik toch liever de vaten vullen. Ook hoopte ik, nog drie of vier man te kunnen aanwerven. Als de landingsdivisie aan land is gezet, zal de bemanning uit niet meer personen bestaan dan tien man, een klein getal, om het schip uit het pakijs te brengen en het vervolgens naar Buenos Aires te voeren om kaap Hoorn. Ook zal een ontscheping een prettige afwisseling zijn in de eentonigheid van ons leven. Door een zeer kouden westenwind gedreven, komen we het eiland snel nader. In die dagen was de elken dag afgelegde afstand gemiddeld 150 mijlen; een enkele maal bereikte ze zelfs 174 mijlen, een mooie snelheid voor een schip, dat zwaar is geladen en een onvoldoenden voorraad zeilen heeft.
In den namiddag van den 28sten November komt het eiland, dat kaap Bligh wordt genoemd en dat eenige mijlen ten noorden van Kerguelen ligt, in zicht. Het was geen bijzonder helder weêr en daar we deze streken niet kennen, blijven we in den nacht voor anker. Den volgenden morgen, toen het licht was, konden we waarnemingen doen. We gaan naar de Royal Sound, waar de bedoelde inrichting moet wezen. In de morgenkoelte zouden we de laatste kaap juist omvaren, toen plotseling een windvlaag ons aangreep, en tegelijk verdwijnt die ongastvrije kust achter een dik gordijn van regen. Dus blijft ons niet anders over dan weer voor anker te gaan liggen, voor wie weet hoe lang, of verder te varen. Zonder aarzeling besluiten we tot het laatste. Zeker, het zou prettig geweest zijn, landgenooten te treffen, maar het was nog veel nuttiger, snel verder te komen op den weg naar de Barrière, waarvan 4000 mijlen ons nog scheiden. De toekomst bewees, dat we gelijk hadden gehad met zoo te handelen.
December bracht gunstige winden, nog kouder dan die, welke in November hebben gewaaid. In het midden van de maand zijn we reeds halfweg tusschen Kerguelen en onze bestemming.
Wij zijn allen volmaakt gezond, en hoe meer we het doel naderen, des te beter wordt onze stemming. Aan de uitstekende hoedanigheid van onze levensmiddelen moet die goede gezondheid worden toegeschreven op deze lange reis. Nadat we van Noorwegen tot Madera een weelderige tafel hadden gehad, voornamelijk in stand gehouden door jonge varkentjes, die we hadden ingescheept, moesten we tot ingemaakte voedingsmiddelen overgaan. De verandering leek niet onaangenaam door de verscheidenheid van onzen voorraad. Er waren aan boord twee tafels, maar ze hadden beide hetzelfde menu. Het ontbijt, dat om Bladzijde 112acht uur plaats heeft, bestond uit warm brood, confituren, oranjemarmelade of kaas, en koffie of chocolade. Het middagmaal bestond uit een vleeschgerecht en een toespijs. Om water uit te sparen kregen we enkel des Zondags soep. Gedroogde californische vruchten vormden ons dessert. Zoo vaak mogelijk en in groote hoeveelheid vruchten eten en groenten en confituren, is het beste middel tegen ziekte. Aan den maaltijd was water onze drank of vruchtenstroop; elken Woensdag en elken Zondag werd er een borrel gedronken. Bij ervaring ken ik de wonderdadige uitwerking van een kop warme koffie, als men gewekt wordt midden in den nacht, om de wacht te betrekken. Een slok is voldoende, om iemand op streek te brengen, en zoo was dan ook de koffie voor de lui van de wacht een vaste instelling.
Menschen en dieren leven op den besten voet.
Tegen Kerstmis zijn we bijna op 150 graden O.L. en 58 graden Z.B.; 900 mijlen scheiden ons nog van het pakijs. Gedaan is het nu met dien heerlijken westenwind, die ons weken lang heeft voortgeduwd. Enkele dagen aaneen hebben we windstilte of tegenwind, en aan den vooravond van Kerstmis hebben we regen en een koelen zuidwestenwind.
Om het feest te kunnen vieren, moet het weêr mee van de partij zijn, want anders zal het eeuwige rollen alle voorbereiding onmogelijk maken. Ofschoon het altijd slecht weêr blijft, bakt Lindström ijverig de traditioneele koeken. We probeeren hem over te halen, ze ons dadelijk maar te geven, omdat de koeken het lekkerst zijn als ze warm worden gegeten. Maar onze kok is aan dat oor doof en stopt zijn gebak achter slot. In afwachting van het genot, ze te proeven, moeten we ons met den geur tevreden stellen.
Kerstavond komt met prachtig weêr. De zee is kalm, zoo kalm, als ze in weken niet is geweest. Het schip ligt stil, en dus kan ik met de toebereidselen beginnen. Alles komt van zijn plaats, en al ons koperwerk blinkt op zijn mooist, terwijl vlaggen langs de wanden hangen. Boven de deur van den salon draagt een transparant de woorden “Gloedelig Jul” (Gelukkig Kerstmis).
De phonograaf wordt gezet op een plank, die aan de zoldering hangt; daar de piano geheel ontstemd is, moeten we ongelukkig daar afstand van doen. De leden van ons gezelschap verschijnen allen, pas geschoren en in hun beste spullen, zoodat de meesten niet te herkennen zijn.
Om vijf uur wordt de motor stop gezet, en allen komen samen in de kajuit, behalve de stuurman. In het zachte licht van de lampen met de gekleurde kappen ziet de ruimte er fantastisch uit, en allen voelen we ons vroolijk gestemd. De versiering doet onzen luitenant Nilsen eer aan, en in de feeststemming gedenken we dankbaar de vele vrienden, die tot ons feest hebben bijgedragen. Onze gedachten vliegen naar het verre land in het Noorden, naar de dierbaren, die we er hebben achtergelaten; maar we willen nu geen treurigheid laten binnensluipen in ons hart en verheugen ons met de anderen. Aan Lindström's lekkernijen werd voldoende eer bewezen en de verdeeling der geschenken was het glanspunt van den avond, die ons met een onuitwischbare herinnering verrijkte. Bladzijde 113
De Fram ankert in de Walvischbaai. Op den voorgrond de IJszee, op den achtergrond de Groote Barrière.
II
We passeeren den poolcirkel.—In het pakijs.—De groote Barrière.—Op het terrein van onze werkzaamheid.—Eerste uitgang van de honden.—De beide eerste tenten.—Bouw van onze woning.—Zielkundige beschouwing over de honden.—Het vraagstuk van de verwarming.—De tenten van de honden.—De Terra Nova van Scott brengt ons een bezoek.
Wij leggen het er nu op aan, den 65sten parallel te kruisen op den 175sten graad O. L. Zoodra mogelijk willen we het pakijs doorkomen, dat den toegang tot de Rosszee afsluit. Sommige schepen zijn daar zes weken in het ijs opgehouden, en andere zijn er in eenige uren doorheen gekomen, juist langs den weg, dien wij gaan. Op 31 December waren wij op 62.15 Z. B. Op den Oudejaarsavond kunnen we elkander met een glas grog gelukwenschen bij de komst van 1911; allen zijn we volmaakt gezond en vol goeden moed voor onze groote onderneming.
Den 1sten Januari om drie uur 's morgens wekt mij de officier van de wacht. De eerste ijsberg is in het gezicht! Onmiddellijk ga ik naar dek, om dien schildwacht op vooruitgeschoven post te zien van het leger, dat wij gaan bekampen. Het is in de verte een schitterend punt in de bleeke stralen van de opgaande zon. 't Is een groot blok in tafelvorm, als zooveel antarctische ijsbergen. Gewoonlijk doet de ontmoeting met zulk een reusachtige ijsmassa den zeeman niet prettig aan; maar wij waren er bepaald blij mee. Is die ijsberg niet de aankondiging van de nabijheid van het pakijs? Dat willen wij zoodra mogelijk ontdekken. De vaart door het ijs zal wat afwisseling brengen in het eentonig leven, dat we sinds vijf maanden leiden en dat ons begint te vervelen. Eens op een ijsschots te loopen lijkt ons het grootste genot. Bovendien zullen we op het pakijs zeehonden vinden, en we zullen kunnen smullen, allen, menschen zoowel als dieren.
In den namiddag en den volgenden nacht neemt het aantal ijsbergen toe. Gelukkig kan men zich, daar het voortdurend dag is, voor een aanvaring hoeden. We zouden geen beter weêr kunnen wenschen, heldere lucht en een lichte, gunstige wind.
Den tweeden Januari om acht uur in den avond bereikten we den poolcirkel, en enkele uren later kondigde de man op wacht het pakijs aan. Het water zakt en het schip ligt stil. Den volgenden morgen om negen uur wordt de jacht geopend. Een groote zeehond ligt juist op een schots vlak voor ons. Bij onze nadering beweegt het dier niet; eerst als hij verscheiden kogels heeft gekregen, begint hij den ernst van den toestand in te zien en tracht, zich in zee te gooien. Te laat! Twee man zijn al op het ijs en maken zich van hem meester. Een kwartier later werd de zeehond